Er was eens een lieve mevrouw aan het loket van de tram, in het station van Rafelbunyol.
Ze heette Lola. Het was een kleine, tengere vrouw met felrode lippenstift en zwart haar in korte golven.
Ze kende vrijwel iedereen persoonlijk en had een grote boon voor mijn kleine meid, vanaf dat die nog als baby in de kinderwagen zat. Zodra ik met Elena het loket passeerde, kwam Lola altijd even haar kantoortje buitengestapt om mijn meisje goeiedag te zeggen. Lola zag haar opgroeien en Elena leerde “Lola” zeggen, speelde met Lola´s badge, hielp kaartjes aftikken, en werkte naar mijn gevoel bijna de hele cursus loketbediende af tijdens deze ontmoetingen met haar beschermengel van metrovalencia.
Maar nu is Lola er niet meer.
Lola is vervangen door een paal.
Het duurde even voor ik het door had. Ik dacht aanvankelijk “amai, het loket is wel vaak gesloten tegenwoordig.” Tot ik er getuige van was hoe aan de betaalautomaat een dame haar metrokaartje in de gleuf voor bankbiljetten had gepropt en het er niet meer uit kreeg. Ze keek een beetje paniekerig in het rond, maar werd gauw ter hulp gesneld door een jongere, wereldwijzere dame, die naar de paal wees en zei: “Daar moet je om hulp vragen.”
Daarna voegde ze de daad bij het woord en duwde op een grote knop.
Er klonk een vervormde, maar duidelijk herkenbare vrouwenstem door de interfoon, alsof er ergens diep onder de grond een paar ambtenaren rond een tafeltje hun boterhammen zaten te eten, en een van hen een plastic bekertje tegen haar mond hield dat via een koordje was verbonden met onze bovenwereld. Er zou hulp komen om het probleem met de betaalmachine op te lossen, beloofde de vrouwenstem vanuit de diepte.
Ik dacht aan Lola en had heimwee naar haar lach.