Small Talk in Vlaanderen (2)

Net toen ik door voorgaande ervaringen zoals deze begon te geloven dat de luchtige babbel met vreemden niet aan Vlamingen besteed is, gebeurde het volgende.

Ik kwam vermoeid, gehaast en zenuwachtig het Centraal Station binnenlopen. Buiten grijs septemberweer, binnen weinig volk. Er was zelfs een loket helemaal vrij.

Nog voor mijn vermoeide brein ontcijferd had of ik aan dat volledig klantenvrije loket wel voor mijn aankoop terecht kon (die borden erboven met nationaal, internationaal, grensverkeer, groentesoep met balletjes, etc. brengen mij nog steeds in de war), werd ik gewenkt door de opgewekte dertiger die aan de andere kant ervan wat heen en weer zat te draaien op zijn stoel.

“Kan ik u helpen?” vroeg hij.

Jamie Oliver met een Antwerps accent en een bril op, daar deed hij me aan denken.

“Ja, gewoon…” begon ik.

“Gewoon,” herhaalde hij lachend, “dat is geen probleem. Ik ga u gewoon helpen.”

“… gewoon een ticketje naar Opwijk,” maakte ik terzelfdertijd mijn zin af.

“Jonger dan 26, nietwaar?” zei de Jamie look-alike.

“Zot, ik ben 35,” giechelde ik.

“Awel, dat zoudt ge nu echt niet zeggen!”

“Ik wed dat gij dat zelfs tegen bomma´s van zeventig zegt.”

Hij grijnsde. “´t Is wel lief bedoeld.”

Tegen dat ik mijn ticket naar Opwijk in handen had, was er een hele reeks van dit soort luchtige grapjes gepasseerd en was de man te weten gekomen dat ik op weg was naar een trouwfeest.

Toen ik uiteindelijk betaald had en aanstalten maakte de zaal uit te lopen, riep hij me nog na:

“Ziet dat ge het boeket vangt!”

En ik riep terug: “Ik ben getrouwd!”

En hij: “Allez!”

Waarna we beiden met wijs,-en middelvinger aan onze imaginaire pet tikten en salueerden.

Als je het zo leest, lijkt het vast op flirten, maar dat is omdat je niet gezien hebt hoe ik er toen bij liep (ooginfectie, dikke bril, fout kort haar, lodderige jeans, te grote sweatervest –de kleren voor de trouw zaten in mijn tas en mijn haarlak lag in Valencia). En die jongeman praatte met de vrolijke overtuiging van iemand die zich elke ochtend opnieuw voorneemt er het beste van te maken, wat voor job hij ook toegeschoven krijgt. Voor mij was het dus geen flirten, maar een soort verbale ping-pong die je alleen in je moedertaal kan en met mensen die op dezelfde golflengte zitten. Small talk op z´n best.

Met een brede glimlach liep ik naar het perron, op weg naar het coolste trouwfeest ever. Maar dat is een ander verhaal.

Advertentie

Small Talk in Vlaanderen (1)

Een bakkerij in Leuven. Ik stap binnen en vraag een brood. “Twee euro tachtig,” zegt het winkelmeisje. Ik versta haar niet goed en verontschuldig me met de achteloze mededeling: “Sorry hoor, ik heb een beetje een oorontsteking. Ik hoor niet zo goed.” Kwestie van wat small talk te maken. Onbelangrijke persoonlijke informatie uitwisselen om het ijs te breken. Met Carmen van de groentewinkel doe ik dat ook -Spanjaarden zijn dol op medische chitchat. De gelaatsuitdrukking van het Belgische winkelmeisje verandert echter van verveeld naar zeer ernstig: “Oei. Dat doet veel pijn, een oorontsteking.”

“Och, het is niet zo erg,” zeg ik in een poging tot luchtigheid, en maak het meteen nog erger door eraan toe te voegen: “overgekregen van mijn dochter. Zomer in een openluchtzwembad, weet je wel.”

Dat er ook nog een kind aan deze infectie blijkt te lijden, brengt het meisje helemaal van de kaart. “Ocharme,” zegt ze, haar gezicht in een pijnlijke frons. “Dat doet echt veel pijn, he, een oorontsteking.”

Nog een laatste maal probeer ik de donkere doemwolk weg te wuiven die boven onze conversatie hangt. “Ze is al helemaal beter, hoor. En het doet echt niet zoveel pijn. Ik zeg het maar gewoon omdat ik nu niet zo goed hoor. En dan alles twee keer moet vragen. Beetje ongemakkelijk, da’s al.” Maar het winkelmeisje is onbereikbaar, haar ogen gefixeerd op een herinnering aan otologisch leed, die met moeite in slaap was gesust en die ik nu wakker heb gemaakt.

Ik verlaat de winkel met een vleugje schuldgevoel over wat ik daar heb aangericht en over het feit dat mijn oor niet eens echt pijn doet.