Ik zag laatst op de metro hoe een klein meisje opstond en op de stoel tegenover haar een stukje papier ging halen. Het was niet zomaar een stukje papier –of althans: niet meer. Het was door degene die het daar had achtergelaten vakkundig in een kleine, gave kraanvogel gevouwen. Het meisje nam het kleinood mee naar haar plaats, toonde het opgewekt aan haar moeder en bleef er de hele rit lang mee spelen.
Wat een mooie metafoor over het nut van kunst, dacht ik. Het leven een metro-rit, kunst een papieren vogel. Is dat laatste essentieel? Tuurlijk niet, je kan best zonder origami-geknutsel van A naar B geraken. Maar de vondst van een delicaat vogeltje maakt de reis wel zoveel aangenamer.
(Wat een mooi toeval ook dat ik de week voordien aan “vlinders van papier” of “vogels van papier” als titel voor deze blog had zitten denken.)
Het gaat trouwens niet alleen om het plezier dat het meisje had aan dat onverwachte kadootje. De maker ervan had er vast ook voordeel mee gedaan: tijdens het vouwen zal de reis voor hem of haar ook minder saai hebben geleken. Daarom schrijven we, prutsen we aan bloemstukken en modelbouwvliegtuigjes, daarom pakken we onze gitaar en hernemen voor de honderdduizendste keer de intro van Stairway To Heaven. Niet om er prijzen mee te winnen of er munt uit te slaan, maar omdat het onze reis zoveel aangenamer maakt.
En pikt er iemand blij verrast zo´n papieren vogeltje op, dan is dat een prachtige bonus.