Een Goede Plek Voor Slechte Ideeën

Perfectionisme is een lastige metgezel. Moeilijk te bekoren, want het is nooit goed genoeg. En moeilijk te negeren ook, want ze heeft ons met twee vingers beet bij onze Achilleshiel. “Wat ben je waard als je het niet perfect doet?” zegt ze fijntjes. “Onvoorwaardelijke liefde, wie gelooft daar nu in?”

Zoals een gevangene in een oude western sleept de perfectionist een loden bal aan zijn enkel mee. Hij loopt er al zo lang mee rond dat hij zich niet kan voorstellen hoeveel sneller hij vooruitgang zou boeken zonder. Zonder die schrik om fouten te maken. Want dat is uiteindelijk wat perfectionisme is: als nuttige eigenschap vermomde angst.

Dus hoe kom je van die angst af?
Daar moest ik aan denken tijdens het bekijken van deze video, waarin Austin Kleon het heeft over notitieboekjes.

Notebooks are a good place for bad ideas,” zegt hij daarin, en toont ter illustratie een fragment uit het notitieboek van Marcel Proust. Twee bladzijden volledig volgeschreven en allebei van boven tot onder doorgehaald. Zie je het voor je? De grote Proust zit te pennen en te pennen, en zegt aan het einde: “Niet goed genoeg. Opnieuw. En avant.” Ook Proust schreef dingen die niet perfect waren. Zo werken creatieve processen. Zo werkt Het Leven. Je kan niet beter worden als je geen fouten maakt.

Daarom hou ik van notitieboekjes, besefte ik plots. Die hebben me geleerd hoeveel ik moet proberen en prutsen en “fout” doen om uiteindelijk tot iets moois te komen. Daarin schrijf ik vijf bladzijden vol om te komen tot een gedicht van tien regels. En wat doorstreept is, was niet fout, maar nodig. Zonder de eerste ideeën geen eindresultaat. Het voordeel van een notitieboek is dat je het voor je ziet, je zogezegde fouten letterlijk in handen hebt. Dit is het, zeg je, en er is niks mis mee.

Leve de notitieboekjes!

En avant.

(ook een mooie verzameling schriftjes ontdekt bij Het Geluk Van De Schrijver)

DSC_0265

Advertentie

Het Bart Peeters Principe

In het boekje “The Xenophobe´s Guide to The Belgians” staat dat Belgen bij een eerste ontmoeting steeds vragen wat voor werk de ander doet. Toen ik dat las, begreep ik niet waarom dat in die Belgen-gids vermeld werd. Dat soort vragen stelt toch iedereen?

Maar in Spanje begon het me op te vallen dat ik inderdaad een van de weingen ben die dat doet. Of het nu op een feestje bij Spaanse of Angelsaksische vrienden is, ik ben meestal de eerste en de enige die een nieuwkomer vraagt naar werk of studies.

Toen pas zag ik in hoe bliksemsnel we in België iemand categoriseren naargelang zijn of haar professionele bezigheden, en die categorieën zijn zeer strak. Elk beroep is een doosje en out-of-the-box denken is hier zeer moeilijk. Bovendien worden die dozen in een strikte hiërarchie geordend.

En zoals het met dozen gaat, kan je er maar in één tegelijk zitten. Wie aanspraak maakt op een plekje in meerdere dozen, wordt gezien als iemand die het hoog in zijn bol heeft, te verwend is om te kiezen, zichzelf overschat, zijn boekje (doosje dus) te buiten gaat en wat liefhebbert in een gebied dat eigenlijk aan anderen toebehoort.

Die manier van denken heeft me lang achtervolgd.
Ik weet nog hoe verwarrend ik het als kind vond toen ik Bart Peeters zag optreden met zijn groep The Radios. Bart Peeters? Dat was toch een presentator? Maar kijk, blijkt dat hij een zanger, drummer, gitarist, presentator en acteur is. Dat kan! En dat mag!

Maar ik ging nog een stapje verder: ik dacht zelfs dat er in elke doos maar plaats was voor één persoon. Dus toen ik in het zesde leerjaar vernam dat Sarah uit mijn klas schrijfster wilde worden, dacht ik: “Oei, dan kan ik geen schrijfster meer worden.” En zelfs in het middelbaar was dat idee er nog niet helemaal uit: toen ik hoorde dat Inge in een groepje zong, besloot ik dat mijn kansen als zangeres verkeken waren. Onze klas had immers al een zangeres. (Ik ben me ervan bewust hoe belachelijk dit klinkt. Ik dierf het bijna niet opschrijven, maar kijk, zo eerlijk ben ik dus op deze blog.)

Zo werkt het dus gelukkig niet; we kunnen lekker alles doen waar we ons toe geroepen voelen. Ons nestelen in twee of drie niches tegelijk, als we ons daar thuis voelen. En een gezellig praatje slaan met al wie we daar tegenkomen.

(Iemand die dit idee nog een beetje verder neemt, is Emilie Wapnick, in haar Tedtalk over multipotentialites. Het ziet er wel een beetje uit alsof ze een auditie aan het doen is voor The Big Bang Theory  🙂 )