Hieronder vind je de tweede brief van de schrijfopdracht die ik mezelf deze maand gegeven heb.
Hey Tine,
ik vind het echt stom om te zeggen, maar ik heb u op facebook opgezocht, en daar al uw foto´s gezien. Dus ik ben nu helemaal bij. Ik weet dat ge in 2012 getrouwd zijt met een gast die Tom Smuts heet, ene die veel in kostuum rondloopt en naar feestjes gaat met zijn maten, waar hij cocktails drinkt en waar hij en die maten een hoop selfies trekken, echt belachelijk, sorry dat ik het zeg, en dat hij met diezelfde maten gaat skiën en mountainbiken en dan ook weer van die groupselfies trekt op bergtoppen en voor een paar berggeiten die ze dan toevallig tegenkomen. Ik weet dat jullie naar Thailand op huwelijksreis geweest zijn en dat het daar veel geregend heeft (spijtig voor u maar wel mooie foto´s desondanks), en dat ge twee kindjes hebt. Heel mooie kindjes, maar ik had niet anders verwacht natuurlijk. Heel erg gefeliciteerd. Echt een prachtig gezinnetje of hoe zeggen ze dat. Misschien allemaal een beetje burgerlijk maar hey, dat is de prijs die ge voor ouderschap betaalt, en dat doet een mens met plezier, vermoed ik, ik wens het u echt allemaal van harte toe en ik gun het u met heel mijn hart, echt waar. Echt waar.
Ik schrijf u omdat ik soms nog aan u denk. Heel weinig zenne, ge moet u er niet ambetant bij voelen. Maar specifiek nu, deze maand, dit jaar, heb ik aan u zitten denken. Omdat het tien jaar geleden is. Ge weet wel, tien jaar geleden dat we uit mekaar zijn gegaan. En ik weet dat het dom is, omdat we uiteindelijk nog niet eens twee jaar samen zijn geweest, maar als ge achttien zijt en uw lief maakt het uit -of de vader van uw lief maakt het uit in haar plaats eigenlijk, laten we eerlijk zijn -wel, dan blijft een mens daar precies toch een beetje langer mee zitten dan hij gedacht had. Zeker als die vader daar zo´n kutdag als Valentijn voor uitkiest, om tegen het lief van zijn dochter te zeggen -correctie: te schreeuwen GIJ KOMT HIER NIET MEER BINNEN en dan de deur voor dat lief zijn neus dicht te slaan. Terwijl die gast daar toch met een schone, rode roos stond. En zeker, het is waar dat dat lief de week voordien de vijftigste verjaardag van de vader in kwestie een beetje naar de vaantjes had geholpen door zich te bedrinken tot een staat van poepeloere zattigheid, maar hey, Tine, ik was maar achttien. Ik had nog nooit van mijn leven gedronken. En dat lijkt mij toch de grote onrechtvaardigheid in dit hele verhaal: dat uw vader mij betichtte van relationele ongeschiktheid op grond van neiging tot alcoholisme, terwijl het juist mijn geschiedenis van alcohol-abstinentie (abstinentie!) was die mij toen in de problemen heeft gebracht. Had ik wat eerder echt leren drinken, dan was ik op dat verjaardagsfeest nooit zo zat geworden! Dan was ik nooit in jullie decoratieve tuinvijver gezakt, dan had ik nooit die taart uitgekotst, uw grootmoeder uitgemaakt voor *okee, dat ga ik hier niet herhalen* en mij nooit de woede van uw vader op de hals gehaald.
Ik vind dat toch een grof onrecht. Een onrecht dat kennelijk in mijn hart niet verjaart.
Soms, op een dag als deze, of beter: op elke Sint Valentijn, vraag ik mij af waarom ik nadien nooit meer iets van u gehoord heb. Waarom ge nadien toch niet efkes gebeld hebt. Of niet via een vriendin een smske hebt gestuurd. Soms vraag ik mij af of het u misschien eigenlijk wel goed uitkwam. Dat ge eigenlijk wel content waart dat ge van mij afwaart.
Dat wou ik eigenlijk toch eens graag weten, na tien jaar.
Want, ik weet het niet ze, Tineke, maar ik zag u echt wel graag. Ik ga soms nog joggen in den Uitlegger (ja, ik kan daar ook niet aan doen, ik woon daar in de buurt dus ik kan toch moeilijk helemaal naar Brasschaat lopen ofzo), en dan kom ik voorbij die vijver met die bank waarop wij altijd zaten. En dan denk ik aan de dingen die we mekaar vertelden. Over de kindjes die ge wou en de reizen die ge wilde maken. En ik ben zo blij voor u dat ge dat nu allemaal hebt. Maar ik wil toch gewoon efkes weten… Enfin, ge snapt het wel. Bij deze.
Simon.