Lol versus perfectie

Sinds september doe ik mee met de jazzband hier op de muziekschool, die verstopt gaat achter de naam “Taller de música creativa” (workshop creatieve muziek). Die groep bestaat uit drie saxofonisten, een trompettist, een contrabassist, een vioolspeler, een drummer, en twee stemmen: Laura (mijn betoverende, goedlachse partner-in-crime uit de zangles) en ik. De groep wordt geleid door David, de energieke leraar contrabas die kan zwaaien als een dirigent en pianospelen tegelijkertijd.

Verleden donderdag hadden we repetitie, en als voorbereiding op de audición van volgende week hebben we een uur aan een stuk hetzelfde nummer gerepeteerd: Hit the road, Jack.

Dus daar stonden we, op het podium, voor een lege zaal. De drummer tikte af, de saxofoons zetten in, David dreunde de akkoorden mee op de piano. En ik draaide me naar Laura, en zong:

O woman, o woman, don´t you treat me so mean.

You´re the meanest old woman that I´ve ever seen.

 

En die prachtige, vrolijke Laura grijnsde terug en repliceerde:

 

Well I guess if you say so, I´d better pack my things and go!

 

Na de vierde of vijfde keer het hele nummer doorlopen te hebben, riep Manolo vanachter zijn contrabas: “Wacht even, ik ga het opnemen!” en liep hij met zijn mobiele telefoon de zaal in.

Later die avond stuurde hij de opname door via whatsapp. Eerst klonken er een halve minuut aanwijzingen in de trant van “Nee Manolo, zet het wat verder!” en toen begon het nummer. Tijdens het luisteren naar mezelf merkte ik iets op wat ik eigenlijk al langer vermoedde, namelijk dat mijn stem eigenlijk niet zo geschikt is voor dit soort muziek. Ze is een beetje te braaf, te licht, niet rauw genoeg. Een vriend die operazanger is, heeft me eens gezegd dat ik een musicalstem heb. Ideaal voor ballades en Disneysongs, maar minder geschikt voor jazz- en soulwerk.

Maar ik hoorde nog iets anders in de muziek. Ik hoorde hoeveel plezier we hadden tijdens de opname. Ik zag weer voor me hoe Laura en ik hadden staan zwaaien en draaien op het podium, hoe we gelachen hadden en genoten, temidden van al die good vibes, omgeven door die geweldige instrumenten en enthousiaste muzikanten (die er ook wel eens compleet naast speelden, trouwens). En toen dacht ik: so what als ik geen jazzstem heb? Ik blijf gewoon lekker in die groep zingen want het is supertof. We zijn geen professionals, en godzijdank. We spelen zonder druk en zonder zorgen. En da´s de allerfijnste manier van spelen.

Daarom heet het trouwens spelen.

 

 

 

Advertentie

Guide to the Spanish: Education

Nu we toch over kinderen bezig zijn: hier een woordje over het Spaans onderwijs.

De kleuterschool beginnen ze in september van het kalenderjaar dat het kind drie wordt (mijn dochter is van april, dus ze begon de kleuterschool toen ze al 3,5 was). Als je je kind eerder naar de opvang wil sturen, moet je dat zelf betalen.

Wat ze op de kleuterschool leren, hangt af van school tot school en van leerkracht tot leerkracht. Hier leren ze al van in het begin lezen en schrijven. Ik ben daar persoonlijk geen voorstander van, ik zie kleuters liever de hele tijd spelen, maar het is niet anders. Het idee achter dit Matilda-plan is dat ze dan beter voorbereid naar het eerste leerjaar gaan, want daar wordt er naar het schijnt stevig op de gaspedaal geduwd. Mijn mening is dan dat ze beter wat minder druk zetten in het lager onderwijs, zodat ze het op de kleuterschool ook kalmer aan kunnen doen, maar zo werkt het dus niet.

Gelukkig wordt dat lezen en schrijven wel erg speels aangeleerd: de letters worden gelinkt aan de namen van de klasgenootjes, en ze leren dus eerst elkaars namen schrijven. Nummers worden ook aan hun vriendjes gelinkt. Ik moet zeggen dat het wel impressionant was een vierjarige aan tafel te hebben die zo eventjes een ganse lijst neerschreef van 26 kinderen met elk hun eigen nummer en naam erachter. (De klasgroepen blijven drie jaar lang dezelfde, dus die kinderen kennen elkaar door en door.) Dat de letters aan namen gelinkt worden, blijkt ook erg handig bij het aanleren van moeilijke letters. Mijn dochter heeft geen probleem met de “stille H”, want dat is de H van Judith. En dat de C op twee manieren kan uitgesproken worden (als K en als S), is ook geen probleem: er is de C van Carlos en de C van Cesc.

Dan volgen er zes jaar basisonderwijs. Onder de moeders van de kleuters doet hier het spookverhaal de ronde dat er dit jaar VIJFTIEN boeken aangekocht moesten worden voor het eerste leerjaar, en dat er al meteen met kleine letters geschreven wordt. Bovendien geven sommige juffen zoveel huiswerk dat de kinderen na schooltijd niet meer in het park geraken om te spelen. Maar soit, we zullen zien.

Na het basisonderwijs volgen er vier jaar ESO (Educación Secundaria Obligatoria). Het heeft even geduurd voor ik het doorhad, maar in het secundair worden er hier geen niveauverschillen gehanteerd. De groepen zijn dezelfde als in de lagere school. Daar kwam ik achter toen ik hoorde over leerlingen die alleen maar 10´en op hun rapport hadden. “In het secundair onderwijs? Dat kan niet,” zei ik. Want in België bestaat zoiets inderdaad niet. Als je daar 100 procent haalt op je rapport, dan zit je in een te lage richting, en in de “hoge” richtingen zorgen ze er wel voor dat je niet aan 100 procent geraakt. Maar hier kan dat dus wel, want er zijn tot en met het vierde middelbaar geen “hoge” en “lage” richtingen.

Na 4 jaar ESO wordt er wel een keuze gemaakt. Dan kan je naar het Beroepsonderwijs (Formación Profesional) of 2 jaar Bachillerato doen, een voorbereiding op het hoger onderwijs. En daar gaat pas echt goed de zweep erover, want de punten van je eindexamen na twee jaar bachillerato (de Selectividad genaamd) bepalen je verdere onderwijsloopbaan. Voor elke richting aan de universiteit is er namelijk een minimumscore vastgesteld, en als je die niet haalt, kan je die richting niet studeren. Bovendien is er ook maar een beperkt aantal plaatsen, en wie de hoogste scores haalt op de selectividad mag eerst kiezen (en ook eerst de uurroosters kiezen). Het is hier dus heel normaal dat je niet je eerste keuze gaat studeren, maar bijvoorbeeld de opleiding doet die je als derde keuze had aangevinkt. Je kan natuurlijk wel altijd aan een privé-universiteit gaan studeren, maar daar moeten je ouders het wel mee eens zijn, want dat is een pak duurder.

 

 

 

Guide to the Spanish: Babies

Dit keer geen citaat uit de Xenophobe´s Guide, want daar staat geen hoofdstuk in over baby´s (maar ik ga wel even consequent door met Engelse titels, vandaar babies hierboven). Een opmerking van Kleine Atlas deed mijn frank vallen: ik hoef me eigenlijk helemaal niet aan de indeling van de Xenophobe´s Guide te houden. Daarom zullen er ook een paar afleverinkjes verschijnen zonder cursief citaat uit dat boekje als inleiding.

Spanjaarden zijn gek op baby´s. Ik moest altijd veel moed rapen voor ik met mijn ukje een kamer vol familieleden binnenstapte, want die kwamen geheid op ons afgestormd als een horde wilde neushoorns. Mijn coping strategie was dan om dochterlief dicht tegen me aan te drukken (want ze rukken je baby ook gewoon uit je armen als je niet teveel weerwerk geeft), luid te roepen “Uit de weg, ze moet gevoed worden!” en dan de dichtsbijzijnde slaapkamer in te duiken. Wanneer iedereen een beetje gekalmeerd was, sloop ik dan voorzichtig weer naar buiten en deed de ronde langs tantes, neven, nonkels, nichten, grootmoeders, overgrootmoeders en buren, zodat iedereen mijn dochtertje eens kon vasthouden. Daar hoorde dan onvermijdelijk een heel schattig kriebelspelletje bij over een poes, waarbij het baby´tje over haar gezicht gestreeld werd, terwijl deze heerlijke Valenciaanse woorden klonken:

Mixinetes, arrapaetes, que vindrà el gatet, i te farà “miau, miau, miau, miau, miau”!

Wat ook tamelijk bijzonder is: Spanjaarden zijn gek op baby´s, van wie ze ook zijn. Wanneer je een fruitwinkel, bakkerij of postkantoor binnenstapt met een kinderwagen, is er altijd wel iemand die zich over je kleintje heen buigt en er een conversatie mee begint. Het probleem is dat je in het Spaans moeilijk over een kind kan praten zonder het geslacht aan te geven. In het Vlaams kan je daar makkelijk omheen door “Wat een schoon kind!” uit te roepen, maar zodra je in het Spaans “¡Qué guapo!” zegt over een meisje, of “¡Qué guapa!” over een jongen, heb je het in twee woorden al verpest. Want het wordt niet geapprecieerd dat je het geslacht van iemands baby verkeerd inschat, en mensen die zich laten vangen, schamen zich er geweldig over. Daarom (en volgens mij echt alleen maar daarom) krijgen meisjes van zodra ze geboren worden twee oorbelletjes in hun oortjes geschoten. In het ziekenhuis, op de materniteitsafdeling. Mijn dochter niet, omdat ik dat expliciet geweigerd heb. Maar daarmee heb ik tientallen mensen in affronten gebracht, want een baby zonder oorbellen is voor hen een jongen. Ook wanneer ik mijn dochtertje in een rode jurk met een knalroze strik op de buik had gehesen, bleven mensen haar ongehinderd een mooi jongetje noemen. Wat mij natuurlijk geen bal uitmaakte, want een baby is een baby. Maar ik leerde al snel af de bewonderaars te corrigeren, enerzijds om hen de gêne te besparen, anderzijds omdat ik het beu was weer die hele uitleg te geven over waarom ik bij haar geen gaatjes had laten schieten.

Het is in een dorpje als het onze ook volstrekt normaal dat onbekenden (zowel mannen als vrouwen en voornamelijk bejaarden) je op straat totaal ongevraagd opvoedkundig advies geven. En niet op een Peter Adriaensen manier, nee. Ze richten zich rechtstreeks tot je peuter met de woorden “Hebt gij nog altijd nen tutter? Bah, zo vies!” (Hallo, mijn kind is anderhalf en je hebt haar nog nooit eerder in je leven gezien.) Een ander voorbeeld vond plaats op een zonnige wintermiddag, toen ik gehaast de buggy voortduwde en daarbij een heertje passeerde, dat me toeriep: “Hela! Zet dat kind eens een muts op!”

Dus stel u voor hoe groot de cultuurshock was toen ik met mijn baby naar België reisde, daar openbare ruimtes betrad en er niemand naar mijn baby omkeek. Ik kon amper geloven hoe weinig aandacht ze kreeg, en ik werd er eerlijk gezegd een beetje ongemakkelijk van.

“Hey, ik ben hier wel met een superschattige baby,“ wou ik roepen (maar hield me natuurlijk in, brave Belg die ik nog steeds was). Toen begon ik de overdreven aandacht van de Spanjaarden wel iets meer te appreciëren.

Die toegenomen appreciatie duurde even lang als mijn bezoek aan België. Zodra ik weer in Spanje was en de moeder van een vriendin ongevraagd mijn baby uit mijn armen rukte, was het meteen weer over.