Over pillen, therapie en de supermarkt

Ik ga nu al vier jaar naar dezelfde supermarkt, en telkens ik afreken, moet ik doorheen dezelfde conversatie:

Kassier(ster): “Hebt u een klantenkaart?”

Ik: “nee.”

Kassier(ster): “Wilt u een klantenkaart?”

Ik: “Nee, dank u.”

Af en toe komt er variatie op het thema door een kassierster die een beetje blijft aandringen, of door mezelf, wanneer ik de nood voel nog maar eens uit te leggen dat de hippiekronkels die achter het weigeren van een klantenkaart schuilgaan eigenlijk niet zo vreemd zijn (dat ik het geen gezellig idee vindt dat er aan de hand van mijn aankopen kan uitgerekend worden wanneer ik mijn maandstonden heb, om maar iets te noemen -al is dat niet het voorbeeld dat ik dan geef).

Wanneer ik naar de psychiater moet (waar ik sinds de crash van vorig jaar om de zoveel maanden verwacht wordt voor een sessie van 10 minuten (*)) voltrekt zich ongeveer hetzelfde ritueel:

Psychiater: “Wil je nog steeds geen medicatie?”

Ik: “Nee.”

Psychiater: “Het is natuurlijk je eigen keuze, maar er zijn medicijnen die je echt goed kunnen helpen.”

Ik: “Dat weet ik wel, maar toch: nee. Sorry.”

Psychiater: “Je hoeft je niet te verontschuldigen, voor mij moet je het niet doen. Maar ben je er zeker van? Deze medicijnen worden heel grondig getest. Ik vind het gewoon jammer voor jou dat je waarschijnlijk beter af zou zijn moest je ze nemen, en dat je het toch niet wil proberen. Zou je het toch niet overwegen?”

Ik: “Nee. Echt niet. Nee.”

Er zijn drie redenen waarom ik weiger psychofarmaca te nemen, al besef ik dat ze mijn leven op bepaalde vlakken wel gemakkelijker zouden kunnen maken. Dit zijn die redenen:

  1. Ik vertrouw ze niet.
  2. Ik heb er slechte ervaringen mee (dat was meer dan tien jaar geleden, maar toch).
  3. Het is nooit duidelijk geweest of ze drempelverlagend werkten voor migraine-aanvallen, maar aangezien het om chemische producten gaat, is de kans erg groot. En alles wat maar de geringste kans geeft op aura-migraine, mijd ik als de pest (**).

Moest ik alleen die eerste twee redenen op mijn lijstje hebben staan, dan slikte ik waarschijnlijk al lang mijn dagelijkse dosis. Want zo heroïsch-principieel ben ik nu ook weer niet, daar maak ik mij geen illusies over. Maar die migraines zijn zo´n efficiënt afschrikmiddel dat ik me met weinig anders zal drogeren dan met paracetamol en ibuprofen. Al is het niet makkelijk koppig te blijven weigeren, en paradoxaal genoeg kom ik daardoor altijd tamelijk depressief buiten bij de psychiater.

Nu is dit geen blogpost over wat er beter is, medicatie of therapie. Dit is een post over hoe makkelijk het is aan medicatie te geraken, terwijl het bere-moeilijk is om therapie te krijgen. Want dat is dus wat ik wil proberen: therapie. Lees even mee hoe die queeste tot hiertoe verlopen is:

Tijdens mijn eerste sessie met toffe psychiater 1 vroeg ik om therapeutische hulp, en hij had me op de lijst gezet voor een afspraak met de psycholoog.

Ze zouden bellen.

Ze belden niet.

Na 3 maanden vroeg ik aan de balie waarom ik niet opgebeld was, en toen zeiden ze me dat psychiater 1 (die toen reeds vervangen was door psychiater 2) stelselmatig alle patiënten naar de psycholoog verwezen had, en dat ze sinds zijn vervanging alleen de “zware gevallen” een afspraak bij de psycholoog gegeven hadden. Ik was dus gewoon van de lijst gehaald.

Psychiater 2 zorgde ervoor dat ik weer op de lijst terecht kwam.

Drie maanden later werd ik gebeld en kreeg een afspraak voor over twee maanden. Een maandag om 9 uur ´s morgens. Toen ik die maandag aankwam, zeiden ze dat ik een afspraak had om 13u, en dat er iemand anders een afspraak had om 9u. Ik zei: “Nee, ze hebben mij heel duidelijk gezegd dat het om 9u was.” Om 13u kon ik niet, want dan moest ik werken. Dus pech, weer geen afspraak.

Ze zouden me bellen. Ik miste het telefoontje. Ben dan maar weer langs de balie gegaan.

Balie-mevrouw: “Ik heb je keivaak gebeld. Je hebt een afspraak op 12 april.”

Ik: “Op 12 april ben ik in België. Dat ligt al vast sinds november.”

Balie-mevrouw: “Tja, dan zal ik je een andere afspraak moeten geven. Ik zal je bellen.”

Ik: “Kunt u dat niet gewoon nu doen?”

Balie-mevrouw: “Nee. Ik zal je bellen.”

Op zo´n momenten is het toch moeilijk om daar geen samenzwering van de farmaceutische industrie achter te zoeken. Maar dan kan je nog paranoïde genoemd worden op de koop toe, en daar zijn dan weer andere pillen voor.

 

 

(*) Dit is niet de psychiater die ik tijdens de eerste sessie had en die me zoveel hoop en moed gaf. Die was de tweede keer dat ik ging al vervangen door iemand anders.

 

(**) Voor wie dit kleinzerig zou vinden: ik kan best wel tegen een stootje, hoor. Maar met de hand op het hart: ik zou liever weer een bevalling zonder epidurale ondergaan dan een aanval van hemiplegische aura-migraine.

 

 

 

Advertentie

“Twee sterren” krijgt een tweede ster, en ik moet efkes bekomen

De Tip van de Week op azertyfactor werd deze keer uitgekozen door Ad van den Kieboom, die redacteur is bij Uitgeverij De Geus en onder andere Annelies Verbeke begeleidt. Om maar te zeggen: niet van de minsten. Ook bij hem viel het kortverhaal “Twee sterren” in de smaak, en dit zijn de lovende woorden die hij erover schreef (en die ik in het groot boven mijn werktafel ga hangen -zodra ik een werktafel heb – naast het papier met daarop in blokletters Kath, doe nu eens eindelijk vóórt):

“De tekst van Kathleen heeft alles in zich wat een verhaal boeiend maakt. Ondanks de beperkte omvang van de tekst weet ze de vier personages niet alleen zichtbaar te maken voor de lezer, ze is zelfs in staat om binnen het korte tijdsbestek het beeld nog te draaien. Omdat ze haar informatie goed doseert, houdt ze de aandacht van de lezer tot de laatste zin vast.  Door haar sobere stijl en de mooie balans tussen informatie en spanning, wordt het verhaal nooit sentimenteel of voorspelbaar. Kortom: hier hebben we met een schrijfster te maken die begrijpt hoe je de lezer moet verleiden en ook de vaardigheid bezit om emotie om te zetten in woorden.”

Waw…

Ik kan dan misschien wel goed emoties omzetten in woorden, maar de impact van deze bespreking op mijn hart en ziel overbrengen, dat lukt me vooralsnog niet. Wat het dichtst in de buurt komt, is die waw en de drie puntjes der sprakeloosheid.