Post uit 2008 (3/7)

(Over het wat en het waarom van deze reeks, lees: “Tien jaar zonder…“)

Vrijdag 26 september 2008

Dag lieverds en lachebekjes,

Vandaag heb ik goed nieuws te melden: de eerste arbeidsovereenkomst is binnen! Het gaat om zes uurtjes per week naschools Engels geven aan kinderen van 4 tot een jaar of 12.

De directrice van het schooltje is een perfect tweetalige blondine met veel felblauwe oogschaduw en een verwarde ingesteldheid (ik heb haar in tien minuten tijd  mijn CV zien kwijtraken en haar fietssleutels.) Maandag is er de eerste lerarenvergadering. Het betaalt belachelijk weinig, maar het is een begin waar ik al heel blij mee ben. Nu gaan we proberen aan wat privélessen te geraken en iets in de toeristische sector te vinden voor in het weekend.

Ik kon ook in een andere school beginnen, maar die betaalden nog minder en de uren vielen samen. Heb alles samen een stuk of tien gesprekken gehad en de commentaren gingen van “Oh, wat heb jij veel ervaring” over “Oh, je hebt niet genoeg ervaring” tot “Jamaar, je moet wel Spaans kunnen” en “Je moet geen woord Spaans kunnen, hoor”. In een instituut dat Engelse lessen aanbiedt aan bedrijven heb ik een interview volledig in het Spaans gedaan, goed he? Blijkt dat daar niemand een woord Engels sprak, inclusief de directeur. ter zijner verdediging: hij kon wel drie woorden Frans. Olé. De secretaresses daar beheersen twee talen: Spaans en Traag Spaans. Oja, en Megasimpel-Engels-wanneer-directeur-in-de-buurt-is.

Taalgewijs gaat het dus al iets beter, ik ben zelfs al in staat gebleken afspraken te maken aan de telefoon (heel spannend om dan op de afspraak aan te komen zonder er zeker van te zijn of je het uur wel juist hebt, laat staan de dag). Langs de andere kant versta ik nog altijd geen 40 procent van de reguliere gesprekken, maar nu hebben we de Steen der Wijzen gevonden: ondertiteling via Teletekst! Gisteren hebben we op deze manier een Spaanse film op tv gezien en ik heb er toch wat van opgestoken. Oefenen is dus de boodschap.

Wat het sociale leven betreft: Alfonso´s vrienden zijn langsgeweest en het was echt gezellig. Het zijn fijne, openhartige mensen. Ook zijn ouders stellen me erg op mijn gemak, en zijn jongste broer plaagt me soms gelijk een zus en dan geef ik hem een mot of steek mijn tong naar hem uit, dus dat is ook allemaal dik in orde en taalbarrière-overstijgend.

Het weer was schitterend van de week: bewolking, frisse wind, regen en zelfs af en toe een onweertje. Ik bloei op gelijk een plantje dat eindelijk water krijgt. Wanneer er regen wordt voorspeld, rijdt de Protección Civil langs en roepen ze om: “Mensen, er is regen op komst, wie zijn auto in de ondergrondse garage zet, kan morgen met de gebakken peren zitten, ´t is maar dat ge het weet!” Die mannen zouden nogal werk hebben in België.

Hoe gaat het daar in het Belgenlandje, hangt het nog aaneen?

Heel veel groetjes en tot de volgende,

 

Kathleen

 

 

Advertentie

Over praten met een accent

Ik zou graag een filmpje opnemen waarin ik uitleg hoe ik mijn dochter hier in Spanje Nederlands aanleer (als antwoord op een van deze vragen). Maar daar komt een -voor mij- groot probleem bij kijken. Ik wil dat filmpje namelijk opnemen in het Nederlands, maar ik praat geen “mooi” Nederlands. Daarom ben ik bang dat mensen dat filmpje gaan zien en zeggen: hoe kan die haar kind nu Nederlands leren als ze zelf geen Nederlands praat?

Want dit is het bizarre aan de zaak: ik kan alle soorten accenten (Gents, Limburgs, West-Vlaams, Kempisch, Hollands, en -uiteraard- Antwerps). Maar algemeen Nederlands, dat kost mij ongelooflijk veel moeite. Het lukt me wel, maar het klinkt ontzettend artificieel. Ik kan het eigenlijk alleen maar op een natuurlijke manier wanneer ik het zing. Maar om nu een video op te nemen in operastijl, dat lijkt me een beetje ver gaan.

Laten we dit probleem even van een andere kant bekijken met deze vraag: waarom moet ik me schamen voor mijn accent? De prachtige post die CanXatard daar gisteren over schreef, herinnerde me aan een gesprek dat ik ooit had tijdens een personeelsfeest op een school in Oost-Vlaanderen. Een heel lieve mevrouw die daar in het secretariaat werkte, vertelde me dat ze eigenlijk afkomstig was van Limburg. Maar ze praatte perfect algemeen Nederlands. Je kon op geen enkele manier horen dat ze van Limburg was. Dat hadden de nonnen er tijdens haar kindertijd ingedramd, dat ze geen dialect mochten spreken. Ze kon het zelfs niet meer, zei ze.

Dat vond ik doodjammer. Alsof ze van een deel van haar identiteit beroofd was.

Ik weet dat er mensen zijn die daar niet mee akkoord gaan, en ik weet dat er vele argumenten pro algemeen Nederlands zijn. Maar wanneer ik mijn eigen Nederlands aan een onderzoek onderwerp, merk ik dit:

*de basis is onvervalst Antwerps

*er zitten een aantal Oost-Vlaamse woorden in (“vree” bijvoorbeeld)

*ik praat sinds negen jaar met een rollende R, omdat ik dat in het Spaans doe (heeft me een vol jaar gekost om het mezelf aan te leren). Interessant detail: sindsdien gebruik ik ook in het Nederlands geen Franse R meer.

*ik gebruik Astrid Bryangewijs een behoorlijk aantal Engelse en Spaanse woorden, vooral stopwoorden (“bueno”, “mira”, “oye”, “anyway”, “sure”, etc.)

Mijn taal is dus een soort logboek van mijn leven. Ik heb 18 jaar in Antwerpen gewoond, 10 jaar in Gent en 10 jaar in Spanje. En dat zit in mijn taal.

Ik vind dat mooi.

Hetzelfde geldt voor mijn Spaans en Engels. Voor ik naar Belfast vertrok, had ik een perfect Engels accent, op en top Received Pronunciation. Maar in Belfast zijn daar die Ierse klanken bijgekomen, en dat ben ik nooit meer helemaal kwijtgeraakt. En aan mijn Spaans kunnen Spanjaarden niet alleen horen dat ik uit het buitenland kom, maar ook dat ik Spaans heb geleerd in Valencia. In plaats van jammer vind ik dat juist cool. Het laat zien dat taal niet steriel is, maar net heel ontvankelijk. Vruchtbaar.

Natuurlijk is het wel de bedoeling dat je verstaanbaar praat. En ik weet ook wel dat er nog een verschil is tussen dialecten en accenten. De lengte die deze blogpost onderhand heeft bereikt, weerhoudt mij er echter van daar ook nog op in te gaan. Liever zou ik hier afsluiten met dit citaat van Amy Chua:

“Do you know what a foreign accent is? It´s a sign of bravery.”

 

 

 

 

 

Post uit 2008 (2/7)

(Over het wat en het waarom van deze reeks: lees “Tien jaar zonder…“)

Vrijdag 19 september 2008

Lieve snoepdozen en schalkse ridders,

De internetconnectie noch mijn fysieke toestand stonden de laatste dagen op punt, vandaar dat ik een weekje niets van me heb laten horen. Nu beiden weer tot leven zijn gekomen talm ik dus niet langer met het u toesturen van mijn wedervaren.

Vooreerst de sollicitatie van vorige vrijdag. Het gesprek werd afgenomen door een jongeman van onbestemde nationaliteit, die zelf Engels gaf in die school. Het was een goed, vlot gesprek, hij zei dat ze twee nieuwe leraars Emgels nodig hadden, en ik kreeg al zo een beetje het idee dat het in de sacoche was. Tot ik aan de directrice voorgesteld werd, die groen keek van de zurigheid, en me opmat alsof ik een persoonlijke concurrente was die de aandacht van haar jongeman van haar zou afleiden. Toen begon ik aan mijn kansen te twijfelen, en inderdaad kreeg ik een paar dagen later een mailtje dat het noppes was.

Maar maandag hebben we nog een aantal academies afgelopen en tegen oktober beginnen de cursussen pas echt, dus iedereen zei dat er tegen dan wel wat uren vrij komen.

Zaterdag heb ik een echte Spanish-style barbecue meegemaakt bij collega´s van Alfonso, iets waar alle noorderlingen van dromen, ik weet het, maar ik vrees dat het plezier ervan volledig aan mij voorbij gegaan is.

Vooreerst weten jullie allemaal dat sociale situaties waarin iedereen mekaar kent en jij niemand, niet leuk zijn. Reken daar dan nog bij dat die andere mensen iets onverstaanbaars praten en niet de moeite willen doen om een eenvoudige conversatie met jou op te bouwen (ook niet nadat ze te horen hebben gekregen dat je traag Spaans wel verstaat, want de meeste Spanjaarden hebben geen genetische code voor traag praten) en dan bevind je je dus in een situatie waarin je eenzaam met je vingers op de tafel zit te tokkelen zodra je lief even naar de wc is, terwijl rondom jou honderduit gekwebbeld wordt, waarschijnlijk over wielrennen of een verongelukste stierenvechter. Op je samengeknepen maag worden dan alle spijzen gekieperd die door diëtisten en kankerspecialisten verboden worden: gezouten nootjes, chips, vleespasteitjes, zwartgeblakerd vlees, wit brood met looksaus, vette worsten, alcohol, en zware, zoete cake als nagerecht. In geen velden of wegen een blaadje sla of iets dat op een stuk fruit lijkt. De truc van vele Spaanse diners lijkt wel deze: als je maar genoeg moeilijk verteerbare zaken op het menu zet, mag je je nadien zonder verantwoording op de digestiefjes storten. Ze hebben een gans arsenaal aan -voornamelijk alcoholische- drankjes die de spijsvertering bevorderen. Leperds, die Spanjaarden.

De ietwat peioratieve toon van mijn relaas is waarschijnljk te wijten aan het feit dat al dat voedsel drie dagen lang als een kurkestop in mijn lijf is blijven vastzitten, en toen ik daar maandag, na een ganse dag door de hitte van de stad gelopen te hebben, nog eens een steen van een paella opgooide, was de maat vol voor mijn spijsverteringsstelsel en ben ik een nacht lang zo misselijk geweest als een scheepskat. Om het compleet te maken kwam de avond nadien een migraine op, dus dat waren twee nachten afzien na elkaar.

Ik geef toe dat ik toen even dacht “en nu wil ik naar huis”, maar uiteindelijk is dat onzin, want thuis migraine hebben is evengoed creperen en bovendien is Alfonso een pracht van een verpleger (nee, wij gebruiken geen uniformpjes) die hoofdmassages geeft en rijstsoep kookt.

We zijn gisteren toch even langs de dokter geweest. Hoera voor het Spaanse gezondheidssysteem! Geen eurocent moeten uitgeven aan de vriendelijke dokter die Alfonso vrolijk toevertrouwde dat zijn vader hem vroeger elke vakantie naar Ierland had gestuurd om daar Engels te leren, maar dat hij daar natuurlijk voornamelijk bier had leren drinken, zodat hij wel ongeveer verstond wat ik zei, maar via Alfonso moest antwoorden.

Voorts ben ik bezig met Spaans leren van tv en heb ik ontdekt dat de buis ook een geweldig middel is om mijn Duits bij te schaven (“Der Feriendokter auf Capri”! -blijkbaar bezitten alle Italianen op Capri een basisvocabularium Duits.)

Heel veel liefs van jullie bruine zwalpkatje in het zuiden!

Heeft er iemand een vraag?

Ik heb dit op een paar andere blogs zien passeren, en vond het altijd een leuk idee:

als je een vraag voor me hebt: stel ze! Dat kan hieronder in de commentaren of je kan  me een mailtje sturen (kathleenverbiest@hotmail.com).

Het zal mij een waar genoegen zijn te zien wat er binnen komt en er een waardig antwoord op te zoeken.

 

 

Post uit 2008 (1/7)

(Over het wat en het waarom van deze reeks: lees “Tien jaar zonder…“)

Donderdag 11 september 2008

Rockchicks en raketmannen,

we hebben nog steeds geen internetverbinding op het appartement dus het informeren gebeurt nog steeds tussen de soep en de pattatten bij de schoonouders -overigens zeer lieve mensen (en ja, Spanjaarden maken ook soep en pattatten). Alfonso´s mama blijft maar lekkere cakes bakken, ook nadat ik haar per ongeluk een boeket begrafenisbloemen voor haar verjaardag had gegeven. Ze vond het wel grappig en het maakte mij nog wat meer exotisch.

Voorlopig kunnen we nog elke dag gaan zwemmen en dat doen we dan ook -echt heerlijk. En eten met uitzicht op zee is inderdaad even bangelijk als het klinkt. Langs de andere kant geeft het ruisen van de zee niet het kalmerende effect dat de new-age ons voorhoudt, want de echte zee ruist een pak steviger door dan de flutzeetjes op die typische ontspanningsCD´s. Het zijn heel wat decibels die je niet kan afzetten. Last hebben we er niet van, maar zoals ik al zei: het is dus ook niet zo dat we er de ganse tijd mega-ontspannen van lopen.

De eerste dag op het strand was memorabel: er kwam een dame op ons aflopen met hevig wiebelende, ontblote borsten. Ik was een tijdje van slag door deze onvoorziene verwelkoming, maar Alfonso haalde karakteristiek de schouders op om dat volgens hem in deze contreien alledaagse voorval. Het aards paradijs, inderdaad. Ge weet dat ik u niet tegenhou om af te komen he 🙂

Ik ben met Alfonso overal CV´s gaan afgeven op talenscholen allerhande. Op twee ervan zeiden ze dat ze in oktober waarschijnlijk mensen nodig hebben, een andere school heeft me gebeld of ik vrijdag (morgen) op gesprek wil komen, en dan was er ook nog een taalschool met een Italiaan aan het onthaal die meer geïnteresseerd was in het binnenhalen van Alfonso als nieuwe keeper voor hun voetbalploeg dan in mij als leerkracht voor hun school.

Enfin, er zijn wel kansen. Het uurloon ligt wel lager dan dat wat ik in België als jobstudent kreeg toen ik ging schoonmaken in het rusthuis, maar om vertrokken te raken ben ik er al blij genoeg mee.

Soms steekt heimwee de kop op en verlang ik weer naar gewoon simpel Vlaams, maar Alfonso is de meelevendheid zelve en het is gewoon zo fijn om samen te leven dat ik weet dat het geen steek houdt droevig te zijn. Maar natuurlijk mis ik jullie, het mooiste zou zijn als jullie allemaal hier zouden wonen, zodat we samen ´s avonds op het strand konden gaan zitten, waar ons haar in onze ogen zou waaien en het zand op onze koekjes, en waar we samen een glaasje konden drinken en luisteren naar dat zware ruisen van de zee.

Ik ben heel benieuwd naar hoe het met iedereen gaat, dus hou u niet in om me te schrijven.

Vele dikke, zoenen,

 

Kathleen

 

September: Hva vil folk si (Iram Haq)

(Over het waarom van deze reeks, lees: “Een jaar vol vrouwen”.)

O, mannekes. Deze film.

Hoe moet ik erover schrijven?

Laat mij u er gewoon een aantal dingen over vertellen.

Het gaat over een Pakistaans migrantengezin in Noorwegen, waarvan de ouders vrezen dat ze de controle over hun oudste dochter aan het kwijtraken zijn. Daarom sturen ze het meisje, tegen haar eigen wil in, naar Pakistan, in de hoop dat ze daar door Pakistaanse familie “heropgevoed” kan worden.

De Noors-Pakistaanse regisseur weet waarover ze praat: ze is zelf als veertienjarige op het vliegtuig naar Pakistan gezet. Voor het scenario van deze film heeft ze zich gebaseerd op haar eigen ervaringen en die van een aantal meisjes wie hetzelfde overkomen is.

De film is glashelder. Een aantal scènes zijn zodanig tot de essentie herleidt dat ze symbolische dragers worden van alle emoties en ideeën die in deze complexe thematiek aan bod komen. Wat Haq hier gedaan heeft met eenvoudige zaken als een autorit of een rammelend doosje lucifers, komt hard binnen. Ik weet niet wat het effect is als je deze film op het kleine scherm zou zien, maar mijn man en ik kwamen diep onder de indruk de cinema uit. Wat tamelijk uitzonderlijk is, want wij zijn niet vaak onder de indruk van dezelfde film.

Je voelt dat sommige dialogen niet verzonnen zijn, maar dat Haq eenvoudigweg heeft overgeschreven wat tijdens haar jeugd door derden in haar geheugen werd gebeiteld.

Er is voldoende ruimte voor beide kanten van het verhaal. Daardoor begrijp je ergens wel de door traditie en sociale controle aangelegde kronkels in de redenering van de ouders. Desondanks blijft het zeer pijnlijk om toe te kijken hoe de liefde voor hun kind verdrinkt in de angst voor uitsluiting door de eigen gemeenschap (iets wat trouwens niet alleen in migrantengezinnen voorkomt).

De hoofdactrice (Maria Mozhdah) is een parel. Ze draagt de hele film alsof het niets is, duwt gaandeweg en vrijwel onopgemerkt je hart open, en neemt daar een vanzelfsprekend plekje in.

Hier en daar zijn er zaken waaraan nog wat gesleuteld kon worden, maar dat doet niets af aan de kracht van het verhaal.

Mijn voorstel: dat tweede seizoen van The Handmaid´s Tale laten voor wat het is, in  plaats daarvan deze film bekijken, en er nadien een degelijke discussie over hebben. Op die manier kunnen we ons verontwaardigen over relevante verhalen verteld door mensen die weten waarover ze spreken, en oplossingen zoeken voor reële problemen in onze eigen maatschappij. (En bovendien is het pure tijdwinst.)

PS: een onthutsende podcast over dit thema (verteld door een Egyptisch-Nederlandse vrouw) kan je hier vinden.

 

 

Tien jaar zonder…

Gisteren was het 3 september 2008 en daarmee exact tien jaar geleden dat ik naar Spanje ben verhuisd.

Zot he?

Enfin, voor mij persoonlijk is dat een zot idee.

Ter ere van de nostalgie ga ik hier dit najaar een paar brieven posten die ik precies tien jaar geleden naar het thuisfront gestuurd heb. Ik heb er nog 7 teruggevonden die tussen september en december 2008 geschreven zijn, en die een idee geven van hoe het de 28-jarige Kathleen verging toen ze haar land achterliet en de liefde volgde naar het verre zuiden. De eerste brief dateert van 11 september 2008, dus dat zal voor volgende week zijn.

In deze post wil ik even stilstaan bij wat het betekent om 10 jaar buiten België te leven.

Het waren:

  • 10 jaar zonder “echt brood”. Daar heb ik jarenlang als een gek naar gezocht, onderwijl jeremiërend over de onbehoorlijk hoge glycemisch index van wit stokbrood en het blasfemische van fabrieksbrood. Tot ik verleden lente besloot glutenvrij te gaan eten. Dat bleek een pak makkelijker dan ik gevreesd had, en bovendien was ik in één klap van zowel mijn broodbuikje als mijn brood-obsessie verlost.
  • 10 jaar zonder hoofddoekendebat. Op één kennis na (het soort dat wijnflessen met Franco-etiket naar verjaardagsfeestjes meeneemt) heb ik hier nog nooit iemand een opmerking horen maken over gesluierde vrouwen, ook al lopen er hier best wel een aantal rond. Wat een opluchting was het te beseffen dat de meeste mensen hier niet inzitten met hoofddoeken. Het was als een storend geluid dat plots wegviel, en waarvan ik pas besefte hoe storend het was geweest toen ik merkte hoe aangenaam de daaropvolgende stilte was.
  • 10 jaar zonder Vlaamse conversatie. Dat mis ik nog steeds. Helemaal mee zijn, vlot grapjes kunnen maken, je zeer genuanceerd kunnen uitdrukken, echt helemaal jezelf kunnen tonen… Dat ga ik in het Spaans nooit kunnen. Je moedertaal is een kostbaar geschenk.
  • 10 jaar viertaligheid. Nederlands, Engels, Spaans en Valenciano, elke dag. Dat is dan weer een pluspunt. Ik ben misschien niet meer zo vlot in het Nederlands als tien jaar geleden, maar dat talencentrum hier vanbinnen staat op scherp.
  • 10 jaar zonder sneeuw. Dat vind ik nog altijd zo jammer…
  • 10 jaar zonder zoete seizoenen. Want door de hoge luchtvochtigheid hier is eender welk seizoen ambetant. De winters zijn te koud, de zomers te warm, en in de lente en de herfst is het afwisselend te warm of te koud. Telkens ik in België kom, heradem ik omdat de lucht zo zacht aanvoelt. Tijdens de eerste 28 jaar van mijn leven heb ik nooit met fysieke weerstand de komst van een bepaald seizoen afgewacht. Hooguit voelde ik een beetje wrevel wanneer de lente te lang op zich liet wachten. Maar hier begin ik elk jaar rond mei al zenuwachtig te worden en denk ik “Hoe gaan we dit jaar de zomer overleven?”
  • 10 jaar zonder BV´s. Pas als je een tijdje uit Vlaanderen weg bent en dan even terugkomt, valt het op hoe sterk televisie verweven is met het dagelijkse leven der Vlamingen. En wat voor een bijzondere status BV´s innemen in dat kleine, Vlaamse medialandschap, misschien wel precies omdát Vlaanderen zo klein is. Ik zou daar een ganse thesis over kunnen schrijven. Het kan raar klinken, maar ik ben blij dat ik tegenwoordig de helft van de interviewees in “den Humo” (Vlaamse “boekskes”, nog zo´n fenomeen) niet herken. Ik mis ze niet. Behalve misschien Bart Peeters.
  • 10 jaar zonder de puntjes op de i. Het steekt hier allemaal niet zo nauw als in België. Soms is dat een zegen, soms een vloek.
  • 10 jaar contaminación acústica. Al dat lawaai. Ik ga er nooit aan wennen.
  • 10 jaar ecologische verontwaardiging. Plastic vergaat niet! Wanneer gaan ze dat hier eens leren?
  • 10 jaar verse groenten en fruit aan goedkope prijzen. Wat heerlijk. In juni verslind ik hier bijna elke dag een kilo kersen, en in de winter komt er elke dag versgeperst appelsiensap op tafel. Dat maakt het leven mooi.
  • 10 jaar zonder jou om de hoek. Ik ga hier geen namen noemen, want ik wil niemand vergeten. Maar je weet dat ik het over jou heb. Het feit dat ik niet “efkes kan afkomen”, omdat gans Frankrijk tussen ons inligt, dat went nooit.