De Wetenschapper en het Nirvana

Er was eens een neuro-anatomist, genaamd Jill Bolte Taylor, die op haar 37e een zware hersenbloeding kreeg. Op een paar uur tijd werd vrijwel haar hele linkerhersenhelft lam gelegd. Ze balanceerde op het randje van leven en dood, haalde het maar net, en pas na een rehabilitatie-periode van acht jaar was ze weer de oude.

Wat haar verhaal zo bijzonder maakt, is dat zij die hersenbloeding beleefd had zoals het een echte wetenschapper betaamt, namelijk als een unieke kans om haar hersenen van binnenuit te bestuderen. Ze schreef haar ervaringen en conclusies neer in het boek “My Stroke of Insight”, en die conclusies draag ik, sinds ik ze gelezen heb, mee als een hart onder de riem.

Natuurlijk liep het voor mevrouw Taylor mis zonder haar linkerhersenhelft. Het is het deel van onze hersenen dat analyseert, vergelijkt en ordent. Het uitvallen van deze functies betekende dat er van lezen, schrijven en spreken geen sprake meer was. Een  telefoonnummer opzoeken en om hulp bellen, was in haar toestand een bijna onmogelijke opgave. Maar tegelijkertijd kwam ze in een bijna euforische toestand terecht. Het concept Tijd verloor al zijn betekenis, want voor onze rechterhersenhelft bestaat er enkel het hier en nu. Ook van haar ego was ze opeens verlost, want dat bevindt zich in de linkerhelft. Hoe meer haar rechterhersenhelft vrij spel kreeg, hoe meer ze zich één voelde met alles rondom haar heen:

“I remember that first day of the stroke with terrific bitter-sweetness. In the absence of the normal functioning of my left orientation association area, my perception of my physical boundaries was no longer limited to where my skin met air. I felt like a genie liberated from its bottle. The energy of my spirit seemed to flow like a great whale gliding through a sea of silent euphoria.” (p 67)

Tijdens haar zware, jarenlange revalidatie ging ze door met observeren van binnenuit. Doordat de functies van haar linkerhersenhelft langzaam weer op gang kwamen, zag ze zeer duidelijk welke van haar karaktereigenschappen in welk hersendeel verscholen lagen. Maar ze leerde ook dat ze er bewust voor kon kiezen bepaalde eigenschappen niet aan te sterken, omdat ze ze overbodig en in sommige gevallen zelfs schadeljik vond.

En dat is de boodschap die ze na haar jarenlange revalidatie aan de wereld wil meegeven: als we de balans tussen links en rechts herstellen, kunnen we met zijn allen veel gelukkiger worden. Want dat gevoel van verbondenheid en vreugde dragen we allemaal mee, het zit voorgeprogrammeerd in onze eigen hersenen. Jammer genoeg wordt het vaak gedomineerd door ons ego, en het helpt ook niet dat het in onze wereld als een soort zwakte of naïviteit gezien wordt.

In haar eigen woorden:

“The two halves of my brain don´t just perceive and think in different ways at a neurological level, but they demonstrate very different values based upon the types of information they perceive, and thus exhibit very different personalities. My stroke of insight is that at the core of my right hemisphere consciousness is a character that is directly connected to my feeling of deep inner peace. It is completely committed to the expression of peace, love, joy, and compassion in the world. (…) By recognizing who is who inside our cranium, we can take a more balanced-brain approach to how we lead our lives.” (p 133-134)

Sindsdien merk ik niet alleen bij mezelf welke hersenhelft de bovenhand heeft bij wat ik zeg en doe, maar ik merk het ook bij anderen. En dat is, op zijn minst, zeer interessant.

Het liefst van al zou ik hier een hoop citaten uit dit (compacte) boek posten, maar dat zou wat teveel zijn voor een blogpost. Daarom geef ik jullie deze video mee, die jullie een glimp toont van het Nirvana dat deze wetenschapper ontdekte in haar eigen hoofd, in de hoop dat het ons allen een beetje dichter bij het Nirvana in onszelf brengt.

 

Tip: voor wie niet veel tijd heeft, bekijk gewoon de laatste vier minuten. En daarna nog een minuutje extra om er even bij weg te dromen.

 

 

Advertentie

Post uit 2008 (5/7)

25 oktober 2008

Lieve bollebozen en boekenwurmen,

Het lijkt een lange tijd geleden dat ik u geschreven heb, maar geloof mij: ik heb u eerder al teruggeschreven. Doch net toen ik mijn geweldig komische, literair hoogstaande en uitzonderlijk meesterlijk samengestelde brief af had, besloot de computer of hotmail of de God van het Internet dat het niet zo mocht zijn en sloot opeens de hele boel af. Vandaag heb ik evenwel weer de tijd gevonden het opnieuw te proberen, maar de labiele internetconnectie maakt van dit schrijven nog steeds een spannende bezigheid en geeft me het exotische gevoel met u contact te zoeken vanuit Midden-Afrika ofzo.

Er moet mij iets van het hart: Spanjaarden zijn meesters in het maken van lawaai. We hebben tijdelijk nieuwe bovenburen en ik verdenk hen ervan expres de deur naar de hal te laten openstaan om hun conversaties meer allure te geven. Hun gekwebbel galmt door het hele gebouw en vermoedelijk vinden de andere bewoners (uitgezonderd mijzelf) dat fantastisch, want Spanjaarden zijn dus zot van lawaai. Ik ben hier reeds naar twee huwelijken geweest en elke keer wanneer het koppel de kerk uitkomt, worden er na het rijstgooien (wat toch een lieflijk moment is, zo lijkt mij) een stel knallers afgestoken >BAM BAM BAM KNETTER KNAL BAM< die ge eerder met een Napoleontisch slagveld zou associëren. Ik schrik mij elke keer weer te pletter, duik in elkaar en verstop mij achter Alfonso. En dat vinden die Spanjaarden natuurlijk helemaal geweldig en zo lever ik mijn bijdrage tot de feestvreugde.

Hen die hem kennen zal het vast niet verbazen dat ook Alfonso een graag geziene gast is op deze feesten. Tijdens de laatste bruiloft heeft hij uit de parkeergarage van de feestzaal zo een oranje verkeerskegel gestolen en heeft die dan gebruikt om op straat (midden in Valencia) Engelse versies van schunnige Spaanse liedjes rond te toeteren en naar kinderen te roepen: “Ik ben de straat-pedagoog! Als het groen is, moogt ge oversteken!”

Mijn Spaans gaat al iets beter. Ik durf al gewoon met de mensen beginnen babbelen, ook al praat ik nog steeds gelijk Jerommeke en komt er nog niet veel verleden tijd aan te pas. Maar dat kan Spanjaarden allemaal niet veel schelen. De buschauffeurs op de pendelbus tussen Alboraya en Port Saplaya kennen mij ondertussen al, en één van hen zegt elke keer wanneer ik opstap enthousiast: “Ahaa, daar is de Belgische! We zullen u eens wat Spaans leren, zie!” en dan begint hij over zijn abonnement op de stierengevechten.

Het werk gaat goed. Het lesgeven is absoluut niet stresserend -behalve misschien voor mensen die het op hun zenuwen krijgen van Spanjaarden die meeeega-traag Engels praten. Het houdt wel in dat ik dagelijks half de stad rondreis en dus zeer veel tijd doorbreng op het openbaar vervoer, maar daar zit ik niet zo erg mee in. Het is super collega´s te hebben van over de hele wereld (Britten, Canadezen, een Australiër en de obligate Ier) zodat ik mijn eigen Engels wat kan bijwerken.

Wat het weer betreft hebben we ware stormdagen achter de rug. Het is nooit echt koud, maar gieten dat het gedaan heeft… Nooit lang hoor, maar aangezien het opeens met bakken uit de hemel valt en de rioleringen hier precies onbestaande zijn, zijt ge binnen de vijf minuten omsingeld door modderstromen en lijkt het slechts een kwestie van tijd vooraleer de eerste krokodil zal opduiken. Ik heb voor het eerst in mijn leven mijn schoenen letterlijk leeggegoten.

Morgen komen papa en mama aan met hun wagen volgeladen vol met Kathleentjes spullen. Ik ben heel erg benieuwd wat ze van deze plaats gaan vinden…

Nu moet ik jullie laten, want die arme jongen die de hele dag heeft moeten werken en die nu verkouden in de zetel ligt toe te kijken hoe FC Barcelona Almería afmaakt, heeft wat verpleging nodig…

 

Heel veel liefs en tot de volgende!

 

Immer uw

 

Kathleen

 

 

 

Oktober: Estiu 1993 (Carla Simón)

(Over het waarom van deze reeks, zie: “Een jaar vol vrouwen“.)

Hierzie, jullie eerste woord Catalaans slash Valenciaans!

Estiu betekent zomer.

In de zomer van 1993 verloor de toen zesjarige Carla Simón haar moeder aan Aids. Haar vader was toen al overleden aan dezelfde ziekte. Het meisje werd opgenomen in het gezin van haar oom en tante, in wier huis ze die eerste zomer zonder ouders doorbracht. Ze speelde daar met haar driejarige nichtje in de omringende bossen, terwijl even langzaam als de zomerdagen de verwerking van het recente trauma op gang kwam.

23 jaar later draaide ze over die ervaring “Estiu 1993″, een min of meer op autobiografische feiten gebaseerde film, die daarmee in hetzelfde rijtje thuishoort als Lady Bird en Hva vil folk si.

Deze film komt pas tot zijn recht wanneer je hem zijn tempo gunt, het tempo van een mediterraans-warme zomer. En je moet ertegen kunnen dat, vooral in het begin, nogal vaak de achterkant van een kinderhoofd het beeld bepaalt. Maar wie zich over die twee barrières heen zet, wordt meegenomen in een intiem en pakkend verhaal over verlies en veerkracht, waarin ook erg mooie anekdotes verscholen zitten over liefde en opvoeding.

Het meest bijzondere aan deze film is het spel (in meer dan één betekenis) van de twee jongste actrices. Geen idee hoe Simón het voor elkaar heeft gekregen hen zo naturel voor de camera hun ding te laten doen. Vooral de jongste, een driejarige met ondanks haar jonge leeftijd behoorlijk wat tekst, geeft je het gevoel dat je in real life naar een stel spelende kinderen zit te kijken.

En ook mooi is het feit dat deze Catalaans gesproken film werd uitgekozen om Spanje te vertegenwoordigen in de selectie voor Beste Buitenlandse Film op de Academy Awards van 2017.