Recept snijbiet met rijst

Wel altijd een beetje spannend om hier een recept te posten, want ik heb ab-so-luut geen talent voor koken. Maar ik heb getracht een behoorlijke vertaling te maken van dit recept (hetgene wat ik zelf gevolgd heb, min of meer), dus dat zou wel okee moeten zijn.

 

Ingrediënten voor twee personen:

Een bos snijbiet

1 ui

4 teentjes look

1 rijpe tomaat

1 blaadje laurier

een beetje saffraan (*)

een beetje paprikapoeder

1 bouillonblokje voor kippensoep

1 liter water

olijfolie

100 g rijst

(*) Zoals dat wel vaker met eenvoudige recepten uit tijden van schaarste gebeurt, werd het door de jaren heen verrijkt met “sjiekere” ingrediënten, zoals saffraan. Maar dat hoeft er echt niet in, de meeste mensen gebruiken dat niet hoor.

Je kan er, zoals vermeld in de vorige post, dus ook wat witte bonen toevoegen. Geen idee van hoeveel en wanneer, ik heb er gewoon een half blik van de voorgekookte variant ingekieperd ergens aan het einde. (Wat een indicatie geeft van de subtiliteit waarmee ik in de keuken te werk ga.)

Je kan er ook wat aardappeltjes bij koken (dat slorpt het vocht wat op), en ik heb ook foto´s gezien waarop er slakjes in de schotel zwommen. Mediterranean style.

Werkwijze: 

Was de snijbiet en snij ze in stukken (ook de stengels). Snij de ui in stukjes en rasp de tomaat.

Bak de ui in een pan met olijfolie.

Wanneer de ui glazig begint te worden, voeg je de geraspte tomaat, de snijbiet en de look toe. Laat gedurende 10 minuten op een laag vuurtje sudderen, en voeg op het laatste moment het paprikapoeder en het bouillonblokje toe. Roeren.

Het mengsel overbrengen in een kookpot met daarin een liter water, en 15 minuten laten koken.

De rijst toevoegen, samen met de laurier en de safraan.

Gedurende ongeveer 20 minuten laten koken, een beetje zout toevoegen indien nodig.

Alvorens op te dienen zo´n 5 minuten laten rusten zodat de bouillon wat kan intrekken.

Smakelijk!

 

PS: eenvoudige en lekker zuiderse receptjes van iemand die wel de titel keukenprinses verdient, vind je hier!

 

Advertentie

Snijbiet

“Kan jij dit gebruiken?” vroeg Paco*, de groentenman. Terwijl hij de vraag stelde, toonde hij me een bundel brede, witte stengels die elk een groot, groen blad droegen. “Je krijgt ze gratis mee, ik kan ze toch niet meer verkopen. Maar je moet ze wel voor morgen gebruiken.”

“Heb ik nog nooit in mijn leven gezien,” zei ik doodeerlijk. “Wat is dat?”

“Het zijn acelgas,” antwoordde Paco. “Daarmee kan je acelgas con arroz maken, dat is een typisch Valenciaans gerecht. Het recept kan je makkelijk op het internet vinden.”

“Oja,” zei de vrouw die achter me op haar beurt stond te wachten. “Dat is heel lekker hoor, dat maak ik ook vaak klaar!”

“Goed, geef maar mee,” zei ik, me bewust van de mooie, spontane manier waarop hiermee mijn voornemen dat ik dit jaar beter wou leren koken geïmplementeerd werd. Het universum luistert! Paco somde de overige ingrediënten op, die had ik toevallig allemaal in huis bleek te hebben. “En je kan er ook bonen aan toevoegen,” zei hij, “al doet niet iedereen dat.” Bonen zijn voedzaam, dus dat leek me een goed idee.

Later die namiddag haalde ik mijn dochter op van school en nodigde Marcos, een van haar vriendjes, uit om bij ons thuis te komen spelen. Toen Marcos´ vader hem kwam ophalen, stond ik net te koken. Ik had op het internet de vertaling van acelgas en het bijhorende recept opgezocht. “Ik ben acelgas con arroz aan het maken!” zei ik fier. “Heerlijk!” zei Marcos´vader. “Dat maakte mijn moeder ook altijd. Superlekker! Maar het is het allerbeste met bonen erbij.”

“Die heb ik!” zei ik vrolijk. En tilde de pot bonen op als bewijs. Ik heb mijn tegendraadse dagen, maar soms ben ik echt een eersteklas immigrant.

De volgende ochtend aan de schoolpoort vroeg Marcos´moeder hoe de acelgas con arroz ons bevallen waren, en ik zei dat ik het best lekker had gevonden, maar dat mijn dochter er niet zo´n fan van was. Zodra omstaanders het gerecht hoorden vernoemen, kwamen de opmerkingen over hoe vaak en met hoeveel smaak ze dat gerecht in hun kindertijd gegeten hadden.

Toen ik een week later weer in de groentenwinkel kwam, vertelde ik Paco dat het experiment gelukt was, al was mijn dochter er niet wild van geweest. “O, ik at dat zo graag,” zei hij. “We aten het soms wel drie keer per week!”

“Ja, arroz con acelgas,” zei een oud dametje dat voor mij aan de beurt was. “Ik maakte dat vroeger zo vaak klaar. Dat is het eten van de posguerra. Heel goedkoop.”

Posguerra is de periode 1939-1959. De burgeroorlog was teneinde en Spanje werd een dictatuur, afgesneden van Europa. Een tijd van schaarste, honger, repressie en kinderarbeid.

Opeens zag ik het plaatje voor me. Hoe in die miljoenen Spaanse gezinnen ouders geworsteld hadden om hun kinderen een warme maaltijd voor te zetten. Er was geen vlees, er was geen vis, maar er was rijst. Er waren een paar tomaten. Er was wat look, een ajuin, een handvol bonen en een snijbiet. Daarmee vulden vaders en moeders de hongerige maagjes van hun kroost. En die kroost had gedaan wat alle kinderen doen: ze hadden zich vastgeklampt aan hun thuis. Aan de geuren en de smaken van de plek die geborgenheid schonk in een wereld waarin mensen soms verdwenen en niet meer terugkwamen. Arroz con acelgas was een warme maaltijd in een tijd waarin warme maaltijden een luxe waren. Dat soort fundamentele associaties geef je door.

En daarom ziet die snijbiet generaties later nog steeds groen van de hoop.

 

(*) Bueno, hij heet niet echt Paco, want ik verander de namen op deze blog, maar hij zou evengoed Paco kunnen heten.

 

 

 

Verplicht neutrale blik in moderne tijden

Ik moet dit jaar mijn identiteitskaart laten vernieuwen. Daar had ik al weinig goesting in en, nu ik naar de website van het consulaat gesurfd ben, nog minder. En wel om deze redenen:

Ten eerste omdat ik nog steeds een niet-elektronische identiteitskaart heb, en dat zou ik het liefst zou houden. Ik vind het namelijk een geruststellend idee dat mijn kaart niet stiekem afgelezen kan worden, en dat ik zelf kan zien welke informatie erop staat. Hoe absurd is het dat je als eigenaar van een elektronische identiteitskaart niet zelf kan zien wat er op de chip staat? Tuurlijk, je zal dat vast wel ergens kunnen laten checken, maar ik kan dat thuis niet even nakijken. Waarmee ik het gevoel krijg dat we elke keer weer een beetje meer richting Orwell´s 1984 geduwd worden. Want je kan niet kiezen. Je kan niet zeggen: e-ID? Sorry, geef mij maar een van die oude, geplastificeerde exemplaren, daar voel ik mij beter bij.

De tweede oorzaak van mijn weerstand kwam op toen ik doorklikte naar de normen voor de pasfoto. Blijkt dat de tijden ook op dat vlak veranderd zijn. De foto moet in kleur, het gezicht moet zo duidelijk mogelijk zijn, de ogen goed zichtbaar (er wordt aangeraden je bril af te zetten, ook wanneer je altijd een bril draagt) en je gelaatsuitdrukking moet neutraal zijn, met een gesloten mond. Je mag dus niet lachen. Waarom wil men dat soort robot-foto van ons? Omdat het op maat gemaakt is voor biometrische gezichtherkenning natuurlijk. Ik loop wat achter, maar ik las nu dat ze daar op Schiphol al een tijdje mee bezig zijn (lees bijvoorbeeld hier). Er wordt over gesproken alsof het een voordeel is voor de reiziger, want “je moet je identiteitskaart niet meer uit je zak halen”. Als er nu één ding is, op die hele waslijst ongemakken en problemen tijdens vliegreizen, waar ik me geen zorgen over maak, dan is het het feit dat ik even mijn identiteitskaart uit mijn handtas moet opdiepen. (*)

Op het gevaar af paranoïde te klinken: ik vind het allemaal best eng. Niet om hoe de situatie nu is, maar om waar dit naartoe kan leiden.

En ook: ik wil geen robot-foto op mijn identiteitskaart. Ik wil geen elektronische gezichtsherkenning, wat voor redenen ze er ook voor geven. (Terrorisme tegengaan? Is bikkelhard inzetten op onderwijs, gezondheidszorg, geweldloze communicatie, duurzaamheid en internationale samenwerking dan geen effectievere manier?)

Nee, ik wil niet gedwongen worden tot een neutrale blik.

Ik wil kunnen lachen op mijn identiteitskaart.

Want dat is de basis van mijn identiteit.

 

id 2

 

(*) Als ze het de reizigers echt makkelijker willen maken, laat hen dan stewards meesturen die helpen met je bagage. Lijkt me vooral handig voor ouders die in hun eentje reizen met een kinderwagen, twee koffers en een peuter die een verse luier nodig heeft. Om maar iets te noemen.

 

Januari: Boundaries (Shana Feste)

(Over het waarom van deze reeks, zie: “Een jaar vol vrouwen“.)

Boundaries is een roadmovie die wat teveel aan Little Miss Sunshine doet denken. Een oude wagen vol familie die door de VS trekt, zelfs een gek dansje ergens aan het einde…. De weed-dealende grootvader zorgt dan weer voor een snuifje Breaking Bad. Kortom: het is allemaal al eens eerder gedaan, en naar mijn bescheiden mening beter.

Mijn aandacht werd bijvoorbeeld vaak afgeleid door details die me niet realistisch leken. Zoals wanneer hoofdpersonage Laura een keuken binnenstapt en de kok aldaar een hondje aanreikt. Die kok, gekleed in zijn kraaknette keukenshort, neemt de hond in zijn armen. Dan denk ik: welke kok laat in godsnaam een hond toe in zijn keuken, laat staan dat hij hem in zijn armen neemt? Die scène moet natuurlijk duidelijk maken dat de kok Laura erg genegen is, maar naar mijn inzien waren er betere manieren om dat te doen. Zo waren er wel vaker scènes waar je, bij wijze van spreken, de koordjes kon ontwaren die leidden naar de handen van de poppenspeler.

Of dat rondrijden in een wagen zonder hoofdsteunen. Tientallen keren heb ik gedacht: “Mogen ze in de VS de openbare weg op zonder hoofdsteunen?” (*) En later, wanneer moeder en zoon op een vliegtuig stappen met een stuk of vijf honden: kan dat? In de passagiersruimte van een vliegtuig met vijf honden? Dat moet je hier in Europa alleszins niet proberen.

Ook met de problematische relatie tussen Laura en haar vader had ik het een beetje moeilijk. Het leek me allemaal zo cliché: de vader die teleurstelde, de wrokkige dochter die haar eigen boontjes had moeten doppen. En dan de kleinzoon die op school gepest wordt, en van zijn grootvader te horen krijgt dat hij in zijn artistieke capaciteiten moet geloven. Origineel kan je het niet noemen. Langs de andere kant: Feste heeft met deze film haar eigen problematische relatie met haar vader verwerkt, dus al is het niet orgineel, het is wel echt.

In ieder geval werd deze film ondanks bovenstaande mankementen gered. Enerzijds door de prachtige acteerprestaties van Christopher Plummer en de 16-jarige Lewis McDougall. Anderzijds door de mooie fotografie en het dromerige kleurenpalet. En telkens Shana Feste even vergeet wat ze zo dringend wil vertellen komen de mooiste beelden.

Ook de mankementen in de dialogen worden vergeven dankzij snedige en poëtische one-liners waarmee je vaak wordt verrast. Een voorbeeld daarvan vind je aan het einde van de trailer.

Alles welbeschouwd is het eigenlijk de grootvader die met deze film gaat lopen. De runaway granddad die er de kantjes vanaf loopt, zodat je niet anders kan dan je afvragen: waarom doet die man dat? Wat zit daar achter? En dat is het soort vragen dat ik in mijn hoofd wil horen wanneer ik een film bekijk.

 

 

 

(*) Moest iemand daar het antwoord op weten, dan zou ik het wel graag horen.

Groeten uit de jaren ´50

Aan het begin van dit nieuwe jaar hebben manlief en ik besloten om dochterlief tijdens de middag thuis te laten eten. Ze gaat dus niet meer naar de menjador (*).

We hadden daar verschillende redenen voor:

  • Wie op school blijft eten, mag geen boterhammen van thuis meenemen. Je kind moet dus in de schoolkantine warm eten. Dat kost zo´n 4 euro per dag, wat neerkwam op ongeveer 80 euro per maand. Voor ons komt dat momenteel relatief duur uit.
  • Ik heb die schoolmaaltijden nooit gezien, maar vermoed dat ze tamelijk calorierijk zijn. In de periodes dat mijn dochter op school bleef eten, kwam ze altijd behoorlijk bij, terwijl ze er tijdens de vakantieperiodes slanker (en in mijn ogen gezonder) bij liep.
  • We wonen nu op een steenworp van de school en aangezien ik geen vast werk meer heb, zat ik een beetje met een schuldgevoel omdat ik haar over de middag op school liet (aaargh, moeders en schuldgevoel!)

Nu eet ze dus al bijna twee weken ´s middags thuis. Daar heb ik het mezelf niet makkelijk mee gemaakt. Haar schooldag ziet er namelijk als volgt uit:

3,5 uur les – 2,5 uur middagpauze – 1,5 uur les.

Je leest het goed, ze hebben hier TWEEËNHALF uur middagpauze.

¡Viva España!

Dat betekent een hoop over-en-weer lopen en zeer weinig momenten om je echt in iets in te graven. Het uurrooster van mijn man helpt daar ook niet bij -hij werkt van ´s middags tot ´s avonds laat, waardoor de opvang van dochterlief bijna integraal bij mij terecht komt.

Bovendien ben ik een kluns in de keuken die nu haar best doet om tweemaal per dag haar dochter iets voedzaams voor te zetten (mijn aversie van gluten en palmolie is daarbij geen hulp). Maar op zich is het wel een goede zaak: ik leer gaandeweg wat beter koken en we eten nu allebei gezonder. Op de dagen dat ik ´s middags alleen thuis was, nam ik zelden de moeite om te koken.

Enerzijds lijkt het dus een goede beslissing, anderzijds is het frappant hoe weinig tijd er voor andere dingen overblijft. En hoe hard ik moet puzzelen om eens een paar uur ongestoord aan iets te kunnen werken.

Ik weet niet precies waarom ik deze post schrijf -misschien had ik er een mening over thuisblijfouders of het Spaanse schoolsysteem of de maatschappelijke (onder)waardering van huishoudelijk werk aan kunnen koppelen, maar daar zou ik dan wat langer over moeten nadenken.

Lees dit maar als een As We Speak-post, zo een waarmee ik even wil laten weten waar ik momenteel mee bezig ben, en dat ik jullie niet vergeten ben.

Vele groetjes dus, van aan de schoolpoort, de groentenwinkel, het aanrecht, de naaimachine en het wasmachien –yeah, so fifties!

 

(*) Da´s een leuk Valenciaans woord dat refter betekent, en waar je met wat goede wil het Franse manger in kan herkennen.