Afgelopen zomer, tijdens een optreden met de funkband, kreeg ik het gevoel dat mijn rol in het funkverhaal afgelopen was. Want ik stond nummers te zingen waarover ik al tientallen keren gezegd had dat ik ze niet leuk vond. Want er stond een reggae-nummer op de setlist, terwijl alle nummers die ik de voorbije jaren aangedragen had, afgeketst waren als “niet funky genoeg”. Bovendien zei een van onze fans me na het optreden: “Voor iemand die niet gemaakt is om funk te zingen, heb je het wel goed gedaan.” Dus besloot ik de handdoek in de ring te gooien. Het leven is immers te kort om dingen te doen waar je niet voor gemaakt bent.
In die weken die volgden, kwam ik in een muzikaal limbo terecht, waarin even de angst kwam opzetten dat ik mijn uitlaatklep moedwillig had dichtgeschroefd en de vreugde van het samen musiceren voorgoed naar het verleden had verbannen. Maar toen kwam er een telefoontje. Een paar muzikanten uit een dorp in de buurt hadden een opname gehoord die ik eens naar een vriend van een vriend had gestuurd, en vroegen of ik auditie kwam doen. Blues, rock ´n roll, dat soort dingen. Dus ging ik erheen, en zong een paar nummers mee. Zij waren heel enthousiast, ik niet zo. Want ik voelde me ongemakkelijk in het kleine repetitielokaal, iedereen rookte, en er wrong iets in de groep. Er was iets dat niet klopte. Dus hield ik de boot af.
Maar dju, een paar van die mannen speelden echt goed. Daarom liet ik me overhalen om toch een aantal weken mee te doen. Ondertussen sleepte ik andere zangeressen aan om mezelf uit de voeten te kunnen maken, maar zonder succes. En toen barstte de bom die ik al van in het begin had horen tikken: een van de bandleden vertrok met slaande deuren. Toen het stof weer was gaan liggen, bleef er een groepje over van drie getalenteerde muzikanten die perfect op elkaar ingespeeld waren en overeenkwamen als broers. Met zo´n mensen kan je werken. Dus ik besloot me toch aan te sluiten. Ik vroeg de bandleden of ze alsjeblieft niet meer binnen zouden roken, wat ze zonder morren deden. Ik probeerde de beslotenheid van de ruimte als gezellig te zien in plaats van claustrofobisch, wat lukte. En ja, we verliezen soms behoorlijk wat tijd met het stemmen van gitaren en rookpauzes, maar wanneer we muziek maken zie ik de gitarist soms enthousiast naar de bassist kijken van “hoor eens wat ze doet” als ik iets te pakken heb wat hij zoekt in een zanglijn. De groepsnaam vind ik maar niks, maar ik word uitgenodigd voor paella´s en verjaardagsfeestjes, wat bij de andere band niet het geval was.
Het is een beetje zoals in een goed huwelijk, vermoed ik: liefde en veel compromissen.
En die liefde, dat is natuurlijk de liefde voor muziek. Gisteren kwam er tijdens de repetitie opeens een toetsenist binnengewandeld, zomaar uit het niets, die zich met zijn keyboard tussen de gitarist en het drumstel wrong (het is echt een heel klein lokaal). Hij speelde alle nummers van de eerste keer mee hoewel hij ze nog nooit gehoord had, en wisselde met de gitarist perfecte solo´s af alsof ze hun hele leven niets anders gedaan hadden. We hoefden elkaar niet aan te kijken om te weten wat we allemaal dachten: nu is het af. Nu klopt het. We speelden met z´n vijven, helemaal opgaand in diezelfde flow die al eeuwen door menselijke lijven en zielen stroomt wanneer alles opeens vanzelf gaat en iedereen met elkaar verbonden is.
Ja, ik ben goed terechtgekomen.