Op 17 december 2010 stak Mohammed Bouazizi zichzelf in brand. Als straatverkoper in Tunesië kon hij de eindjes niet aan elkaar knopen. Hij was de corruptie, de armoede en het politiegeweld beu. Nadat zijn kar en handelswaren voor de zoveelste keer in beslag waren genomen, overgoot hij zichzelf voor het kantoor van de gouverneur met benzine, riep uit: “Hoe wil je dan dat ik de kost verdien?” en stak zichzelf in brand.
Dat vuur was de vonk aan de lont van een gigantisch kruitvat. Bouazizis protest deed opstanden ontstaan in bijna alle andere Arabische landen, waar de bevolking net als in Tunesië de buik vol had van de hoge werkloosheid en de corrupte regimes waaronder ze leefden. In de meeste landen leidden de protesten tot hervormingen of minstens tot toegiften van de regering. In Syrië brak een allesverwoestende burgeroorlog uit.
Ik ga heel eerlijk zijn: op het moment dat dit alles gebeurde, wist ik daar niks van. In december 2010 reikte mijn wereld amper verder dan mijn zwangere buik; in april 2011 beviel ik van mijn dochter. Mijn lente was er een van duizend-en-één keer onderbroken nachten en luierverversingen. Ik woonde op dat moment nog maar twee jaar en een half in Spanje, en anderhalf jaar in Rafelbunyol – te weinig tijd om betekenisvolle sociale banden te smeden. Ik was eenzaam, ik sliep niet, mijn huwelijk begon de eerste barsten te vertonen. Ik zakte langzaam in een depressie en ging in overlevingsmodus. Het nieuws volgen was op dat moment wel het laatste waar ik aan dacht.
Tezelfdertijd vocht iemand in Syrië voor zijn leven. Hij zag zijn jeugd aan diggelen gebombardeerd worden, zijn vrienden omkomen. Hij ontsnapte. Kwam via levensgevaarlijke omzwervingen in Spanje terecht. En nu is hij hier, in Rafelbunyol. Hij heeft zwarte krullen, hij ruikt naar jasmijn en sprookjes. Life is so fragile, fluisterde hij op de nacht dat ik hem leerde kennen. Ik kon alleen maar instemmend knikken. Hier is iemand die het nog beter weet dan ik, dacht ik.
De bubbel waarin ik de afgelopen jaren heb geleefd, en die in onze eurocentrische maatschappij zo makkelijk in stand gehouden werd, lost nu langzaam op. De man met de goudbruine huid vertelt me over de Arabische wortels van het dorp waarin we wonen. Ik vertel hem hoe bomen via hun wortels met elkaar communiceren. We praten over leven en sterven, over dichters en profeten. We luisteren naar Umm Kulthum en Etta James. We lezen elkaars verhalen.
Of ik mee wil naar een huwelijksfeest van vrienden in het islamitisch centrum, vraagt hij.
Ik zeg ja.
Ik ben klaar voor een Arabische lente.
Ik wens je toe dat jouw Arabische lente wel een geslaagde zal zijn.
❤
❤️
Jullie hebben beiden een rugzakje vol levenservaring. Blij dat jullie dit (kunnen) delen met elkaar en een nieuwe toekomst tegemoet gaan.
Heel mooi logje, dit!
Dank u mijnheer Pannenkoek! Zo fijn om het hier met jullie te kunnen delen 🙂
Mooi 🙂
Mooi, Kathleen. Ik heb het gevoel dat deze periode in je leven heel verrijkend voor je is.
Ja, absoluut. Ik leer heel veel bij, op veel gebieden. Het is een van die periodes waarin ik geen tv kijk omdat mijn eigen leven veel interessanter is 😀
🙂
Heel mooi Kathleen. Ik wens jullie een prachtige Arabische lente.
Dank je wel, Myriam! ❤
Dagen vol kleur. Mooi en rijk.
🙂 ❤
Wat een mooi verhaal Kathleen! Ik wens jullie heel veel geluk!
Merci, Hilde! Misschien dat er nog verhalen komen 🙂
💕🍀🌹🌞
Dat zegt het helemaal 🙂
Mooi om te lezen!
🙂
Mooi! Laat die lente maar komen. 🙂 Ben benieuwd om later te horen hoe het trouwfeest was.
Misschien moet ik daar ook iets over schrijven, inderdaad. Goed idee!
Oh kath, wat een mooie post dit! City of stars van la la Land zit al helemaal in mijn hoofd als ik dit lees!
❤
Wat schrijf je toch altijd mooi ❤️
Ik wens jullie alle liefde om elkaars verhalen te ontdekken en samen verder te groeien en te bloeien. X
We zullen zien… Het zijn geen gemakkelijke verhalen, vooral niet van zijn kant. Maar met liefde kan je veel he ❤
Dikke zoen voor jou!
Pingback: Trouw met trui – Kattebelletjes