Paquito (*), een klasgenootje van mijn dochter, was op donderdag 21 januari voor het laatst naar school gekomen. Op maandag werd de school verwittigd dat de jongen positief had getest voor corona, en dat de school en de ouders verdere orders vanuit de gezondheidszorg moesten afwachten.
De gezondheidszorg is heden ten dage (zoals overal, vermoed ik) totaal overbevraagd, dus die orders kwamen pas gisteren, op woensdag 27 januari: alle kinderen van de klas moeten tien dagen in quarantaine vanaf de dag van het laatste contact. Dus van 21 januari tot en met 31 januari (nu zondag). Er was dus al ongeveer een week van die quarantaine verstreken voordat we wisten dat de kinderen in quarantaine moesten. Ondertussen waren ze nog lekker naar school geweest.
Ook lichtelijk absurd was hoe ik dus gisteren in de namiddag een telefoontje kreeg van de school met de mededeling dat ik meteen mijn dochter moest komen ophalen omdat ze in quarantaine moest, terwijl ze daar al een hele dag zat, en de school een uurtje later uit zou zijn.
“Kan ik haar niet gewoon over een uur komen ophalen?” vroeg ik.
Het antwoord was nee. Dus haalde ik mijn dochter op, en nu moet ze tot minstens zondag thuisblijven. De hele klas moet ook een PCR-test ondergaan (da´s de derde op rij voor mijn dochter -ze heeft er géén zin in), en als één van die kinderen positief test, komen er nog eens tien dagen quarantaine bij, te tellen vanaf 27 januari. Niet dat ik daarover wil klagen; ik ben blij dat de school nog steeds open is, en dat er tenminste een protocol bestaat, ook al verloopt alles trager dan in de ideale wereld.
Mijn dochter en ik spreken Nederlands met elkaar, en ze doet dat bewonderenswaardig goed. Maar soms neemt ze een binnenweg. Ze zegt bijvoorbeeld niet “ik moet in quarantaine”, maar “ik ben geconfineerd” (**). Wat me zodanig aan confituur doet denken, dat ik de motivatie aan het verliezen ben om haar te verbeteren.
(*) Als ik over andere mensen schrijf, verander ik steeds hun namen.
(**) In het Spaans: estoy confinada.