Ik had er een weekendje opzitten met precies de dingen die ik nodig had: rusten, lezen, schrijven. Wandelingen met de hond. Ik stond er zelf van te kijken hoe snel de balans in mijn hoofd herstelde, enkel door even alleen te zijn. In het whatsappgroepje van de mensen die wel op weekend waren gegaan, kon ik ondertussen meevolgen wat er daar aan de orde was: boswandelingen, gezelschapsspelletjes, pizza´s in de oven.
Gisteren zag ik de vriendin terug die onbewust had bijgedragen aan mijn beslissing niet mee te gaan. En ik besloot haar toch eens aan te spreken op haar opmerking dat als het me hier niet zinde, dat ik dan evengoed terug naar België kon gaan.
“Dat heb ik helemaal niet gezegd,” zei ze. “Ik zei dat je je gelukkig moest prijzen dat je hier woonde.” Even twijfelde ik. Had ik het dan echt zo verkeerd verstaan? Maar als ze zich zo had uitgedrukt, zou het me nooit zo geraakt hebben. Bovendien, zo heeft een Spaanse vriend me eens gezegd, zijn Spanjaarden niet de sterksten in het toegeven dat ze iets verkeerd hebben gedaan. Dat klinkt heel discriminerend (daarom zet ik er ook bij dat ik het van een Spanjaard gehoord heb, het is niet mijn eigen oordeel), maar ik heb het al wel vaker meegemaakt, en ergens is het logisch. Koste wat het kost je onschuld volhouden is uiteindelijk een waardevolle overlevingsstrategie in een dictatoriale samenleving.
Ik besloot het er dus maar bij te laten. Om van onderwerp te veranderen, vertelde ik over mijn weekend en vroeg haar hoe de uitstap geweest was. Meteen kreeg ik de wind van voren.
“Je had mee moeten gaan,” zei ze. “Wat is dat nou, je geeft zo vaak forfait. Je moet tijd maken om bij je man en kind te zijn, om samen dingen te doen.”
“Ik ben al de hele week bij man en kind,” verdedigde ik me. “Mijn dochter blijft ´s middags thuis eten, weet je wel? Daarbij, ik had dit nodig. En ik had werk te doen.”
“Allemaal excuses,” zei ze. “Het is belangrijk dat je dit soort dingen doet als gezin.”
Toen heb ik haar zo rustig mogelijk gezegd: “Ik vind het echt niet fijn dat je me een schuldgevoel probeert aan te praten.”
“Maar het is waar,” antwoordde ze. “Bovendien was het voor jou ook beter geweest als je meegekomen was.”
“Ik denk dat ik zelf wel weet wat het beste voor mij is.”
Maar opeens zag ik het. Ik zag het in haar ogen. Een barst in de ruwe bolster.
“Wacht even,” zei ik. “Je hebt me gemist.”
“Natuurlijk heb ik je gemist,” zei ze.
“Meer nog,” ging ik verder, ” je voelde je in de steek gelaten.”
“Ja,” zei ze. “En jaloers. Want nu kom je me vertellen hoeveel deugd je ervan gehad hebt te bellen met vriendinnen uit België.”
Mijn mond viel bijna open. Dat had ik echt niet zien aankomen. Deze vrouw ziet jou zoveel liever dan je zelf beseft, dacht ik.
Op dat moment voelde ik me even oprecht schuldig dat ik niet was meegegaan, want het was waar: ik had mijn man, kind en vrienden in de steek gelaten. Al was dat gevoel ook snel weer over, want ik wist waarom ik die beslissing genomen had, en voor mijn eigen mentale gezondheid was het de juiste keuze geweest. Je moet eerst voor jezelf zorgen, anders kan je niet voor anderen zorgen. Maar ik had de impact ervan op de anderen onderschat.
Dus daar stonden we, de extraverte feeler die er tussenuit glipt terwijl ze eigenlijk vastgepakt wil worden, en de introverte thinker die in harde woorden de zachte waarheid verbergt.
“Oh meid, zeg dat dan toch meteen,” zei ik, maar in gedachten schreef ik in mijn hart op het lijstje met haar naam: bij ruwe uitspraken: niet gekwetst voelen. Doorvragen.
Ik weet niet wat zij op haar lijstje onder mijn naam heeft geschreven. Ik hoop zoiets als: Geen zorgen. Raak je niet zomaar kwijt.
Ook al glipt ze er soms tussenuit.