Trouw met trui

Die trouw dus, waar ik onlangs naartoe ben geweest. Gelukkig had ik mijn date op voorhand gevraagd of er kledijvoorschiften waren.

“Ehm, geen blote benen,” zei hij. “En een décolleté zou ik ook niet doen. Gewoon niks sexy.”

“Niks sexy? Op een trouwfeest??” riep ik, lichtjes gechoqueerd. Ik woon ondertussen immers al veertien jaar in Spanje, waar trouwfeesten gelijk staan aan je opsmukken alsof je gevraagd bent voor een fotoshoot voor Vogue. Maar soit, al een chance dat ik het gevraagd had, want ik stond dus op het punt in een strakke mini-jurk af te komen. Inderdaad, hoe wereldvreemd kan een mens zijn dat ze bij een islamitische huwelijksceremonie denkt dat het een goed idee is de zaal binnen te wandelen als een van The Bangles, maar hé, ik ben een ENFP. Rainbows and unicorns, weet je wel. Ik ben dan maar gaan winkelen (dat kan ik ondertussen) en vond een prachtige oudroze trui. Terwijl ik in het pashokje stond, hoorde ik hoe Het Universum me een beetje stond uit te lachen, want ik had tijdens de solden massa´s truien gepast die me er stuk voor stuk deden uitzien als een gepofte aardappel, waardoor ik mezelf voorgenomen had nóóit meer in mijn héle leven een trui te dragen (ah, dramaqueen).

Enfin, een stijlvolle oudroze trui dus, en daaronder de enige stijlvolle zwarte broek die ik bezit. Bij aankomst in het zaaltje in het islamitisch centrum bleek dat de bruid oudroze als hoofdkleur voor de versiering én voor haar prachtige kanten jurk gekozen had. Zodra ik dat zag, voelde ik me de koningin te rijk. Uiteraard is er, zelfs op een islamitische trouw, geen prijs voor de gast met de meest toepasselijke outfit, maar geen enkel mini-jurkje had me gelukkiger kunnen maken. Ik kende geen kat, stond de helft van de tijd maar wat te draaien en te glimlachen en posters te bestuderen met uitleg over wat Jezus betekent in de Koran, maar hé, ik paste perfect in het plaatje. Alvast niet zoals die jongedame uit Letland wiens blote kuiten vanonder haar knierok uitschreeuwden hoe cultureel onvoorbereid ze was.

De trouw zelf was het meest compacte huwelijksfeest waarop ik ooit aanwezig was geweest: op twee uur en een half was alles achter de rug. Totaal niet representatief voor een islamitisch feest, volgens mijn moslim metgezel. De bruid en bruidegom hadden op een verhoogje plaatsgenomen achter een tafel, met naast hen de imam en een tolk. De genodigden waren met hooguit vijftig en volgden de ceremonie vanop rijen stoelen. El marido es el vestuario de su mujer, vertaalde de tolk, y la mujer es el vestuario de su marido. Ik wilde mijn Palestijnse vriend om uitleg vragen, hoe dat precies in zijn werk ging in een huwelijk waarin man en vrouw elkaars kleren zijn– of bedoelden ze elkaars kleerkast?-  maar de mooie man met wie ik gekomen was, zat helemaal vooraan als een van de getuigen.

Na het uitwisselen van de ringen werden er tafels in het midden van het zaaltje gezet. Daarop kwamen borden met zelfgemaakte hapjes, zoete thee en drie heerlijke taarten die de bruid zelf gebakken had. Alle gasten namen plaats en ik kwam tegenover een jonge Irakees te zitten. Hij was opgegroeid in Spanje en had zijn laatste jaar middelbaar in Irak gedaan.

“Was dat een groot verschil, de middelbare school in Irak tegenover die in Spanje?” vroeg ik. Ja, dat was kennelijk toch nogal een cultuurshock geweest. Vooral het feit dat je in Spanje niet om de vijf voet onder de schoolbanken moest duiken wegens bomalarm en dan wachten tot een stel militairen de klas kwam ontruimen. Beetje anders, toch wel.

Als een echte gentleman wandelde de Palestijn die avond met me mee tot aan mijn straat. In het donkere Rafelbunyol voelde de vochtige lucht die van over zee kwam aanwaaien koud aan en ik rilde.

“Hier, neem mijn vest,” zei hij, en legde zijn groene jasje over mijn schouders. Op de hoek van mijn straat namen we afscheid.

Even later stond ik alleen in mijn slaapkamer. In de spiegel zag ik mezelf staan in een stijlvolle zwarte broek, een oudroze trui en een groene vest.

Plots bedacht ik me dat ik vergeten was de Palestijn te vragen wat ze bedoelden met dat zinnetje. Over dat man en vrouw in een huwelijk elkaars vestuario zijn.

Toen ik mezelf in het licht van die vraag in de spiegel zag, het groene jasje over de roze trui, lag het antwoord voor het oprapen.

Advertentie

Matador: problemen tot in IJsland

Kennelijk ben ik niet de enige die een moeilijke relatie heeft met Uitgeverij Matador. Fotograaf Jeroen Van Nieuwenhove had nog veel slechtere ervaringen dan ik en doet daar verslag van op zijn website. Zijn straffe verhaal kan je hier lezen.

En het is echt wel een straf verhaal, want hij had zijn eigen boek al zelf uitgegeven, en is dankzij Matador toch nog in de problemen geraakt.

(Voor het geval de link niet werkt: https://jvn.photo/matador-uitgeverij-mijn-verhaal/).

Bevrijd mijn boek

Vorige week woensdag stuurde ik Jeroen Bernaer van uitgeverij Matador deze mail:

Dag Jeroen,

ik weet niet wat er speelt bij Matador. Hopelijk gaat alles goed met jou, ondanks de problemen met de uitgeverij.

Ondertussen is het voor ons beiden vast wel duidelijk dat mijn boek er op deze manier niet zal komen. We kunnen dit heel makkelijk en snel oplossen: door het contract te verbreken. Ik wil graag antwoord voor donderdag 16 maart 2023.

Indien ik geen antwoord krijg, zal ik stappen moeten ondernemen die voor ons beiden vervelender en moeizamer zijn. Dus Jeroen, doe ons beiden een plezier en laten we gewoon het contract verbreken.

Met vriendelijke groeten,

Kathleen Verbiest

Wanneer ik in mijn mailbox het mailverkeer tussen mezelf en de uitgever nakijk, zie ik dat de laatste mail van hem in april 2022 verstuurd werd. De cover van het boek was toen al klaar, en we waren het bijna eens over de laatste versie van het manuscript. Op dat moment stonden we al flink achter op schema, want eigenlijk was het de bedoeling dat het boek er al in het voorjaar van 2022 zou komen.

Na de zomer van 2022 zie ik enkel nog mails van mezelf verschijnen wanneer ik in de zoekbalk het adres van de uitgever ingeef. Het zijn mails waarin ik vraag hoe het er nu mee staat, of hij al een nieuwe uitgavedatum in gedachten heeft, en of hij me alsjeblieft wil antwoorden.

Wanneer de éénrichtingsmodus van dat mailverkeer me de keel begint uit te hangen, vraag ik hem om het contract te verbreken. Zolang ik aan dat contract vasthang, kan ik immers nergens anders terecht met mijn eigen materiaal. Ik kan het niet eens zelf uitgeven, laat staan met iets nieuws op de proppen komen. Bovendien heb ik me bij het tekenen van het contract door hem laten overhalen voor vijf jaar te tekenen, in plaats van voor drie jaar, wat de standaard is. Daarmee hang ik vast tot 2026. Het even uitzitten lijkt me dus een schadelijke optie.

Op mijn voorstel het contract te verbreken krijg ik wel antwoord: nee, hij wil het contract niet verbreken. Het boek zal er komen hoor, we zoeken gewoon een nieuwe datum van uitgave. En daarna valt weer een oorverdovende stilte.

Daarmee blijft mijn boek gegijzeld en word ikzelf tot 2026 de mond gesnoerd. Eerlijk kan je dat niet noemen.

Wanneer ik via Facebook gecontacteerd word door een andere schrijver die bij Matador een contract heeft, blijkt dat ik niet de enige auteur ben die door hen geghost wordt. Uit zijn verhaal kan ik bovendien opmaken dat ik van geluk mag spreken dat mijn boek nog niet uitgegeven werd. Was dat wel gebeurd, dan was de pre-order waarschijnlijk volledig in de soep gedraaid en had ik vast geen cent gezien van de povere opbrengst. Ik kus mijn beide pollekes om iets waar ik al maandenlang op loop te vloeken.

Ondertussen is het wel nog steeds de bedoeling dat dat boek er komt. Dus ga ik nu eens deftig bekijken hoe ik vanonder dat contract kan muizen, want ook op bovenstaande mail kreeg ik geen antwoord. Een paar vriendinnen en sympathisanten zijn op sociale media alvast begonnen met Matador in de juiste richting te porren (wat mij ontzettend ontroerd heeft) (*). Wie mee wil porren: laat u gaan.

Wordt vervolgd…

(*) Ja, daar sta ik nu, met mijn groot Facebook Dilemma… Moet ik ook nog eens dringend een blogpost over schrijven.

Arabische lente

Op 17 december 2010 stak Mohammed Bouazizi zichzelf in brand. Als straatverkoper in Tunesië kon hij de eindjes niet aan elkaar knopen. Hij was de corruptie, de armoede en het politiegeweld beu. Nadat zijn kar en handelswaren voor de zoveelste keer in beslag waren genomen, overgoot hij zichzelf voor het kantoor van de gouverneur met benzine, riep uit: “Hoe wil je dan dat ik de kost verdien?” en stak zichzelf in brand.

Dat vuur was de vonk aan de lont van een gigantisch kruitvat. Bouazizis protest deed opstanden ontstaan in bijna alle andere Arabische landen, waar de bevolking net als in Tunesië de buik vol had van de hoge werkloosheid en de corrupte regimes waaronder ze leefden. In de meeste landen leidden de protesten tot hervormingen of minstens tot toegiften van de regering. In Syrië brak een allesverwoestende burgeroorlog uit.

Ik ga heel eerlijk zijn: op het moment dat dit alles gebeurde, wist ik daar niks van. In december 2010 reikte mijn wereld amper verder dan mijn zwangere buik; in april 2011 beviel ik van mijn dochter. Mijn lente was er een van duizend-en-één keer onderbroken nachten en luierverversingen. Ik woonde op dat moment nog maar twee jaar en een half in Spanje, en anderhalf jaar in Rafelbunyol – te weinig tijd om betekenisvolle sociale banden te smeden. Ik was eenzaam, ik sliep niet, mijn huwelijk begon de eerste barsten te vertonen. Ik zakte langzaam in een depressie en ging in overlevingsmodus. Het nieuws volgen was op dat moment wel het laatste waar ik aan dacht.

Tezelfdertijd vocht iemand in Syrië voor zijn leven. Hij zag zijn jeugd aan diggelen gebombardeerd worden, zijn vrienden omkomen. Hij ontsnapte. Kwam via levensgevaarlijke omzwervingen in Spanje terecht. En nu is hij hier, in Rafelbunyol. Hij heeft zwarte krullen, hij ruikt naar jasmijn en sprookjes. Life is so fragile, fluisterde hij op de nacht dat ik hem leerde kennen. Ik kon alleen maar instemmend knikken. Hier is iemand die het nog beter weet dan ik, dacht ik.

De bubbel waarin ik de afgelopen jaren heb geleefd, en die in onze eurocentrische maatschappij zo makkelijk in stand gehouden werd, lost nu langzaam op. De man met de goudbruine huid vertelt me over de Arabische wortels van het dorp waarin we wonen. Ik vertel hem hoe bomen via hun wortels met elkaar communiceren. We praten over leven en sterven, over dichters en profeten. We luisteren naar Umm Kulthum en Etta James. We lezen elkaars verhalen.

Of ik mee wil naar een huwelijksfeest van vrienden in het islamitisch centrum, vraagt hij.

Ik zeg ja.

Ik ben klaar voor een Arabische lente.

Welke dag 24 februari is

Het eerste wat ik deed op vrijdag 24 februari was een voicebericht sturen naar mijn vriendin Joke. We kennen elkaar al sinds de middelbare school en telkens ik naar België kom, ben ik welkom bij haar thuis. 24 februari is haar verjaardag, dus zong ik met mijn ochtendstem Happy birthday to you en wenste haar een fijne dag.

Daarna bracht ik mijn dochter naar school. Die was de vorige dag met haar vriendin Elisa gaan winkelen om een cadeau te kopen voor hun gezamelijke vriendinnetje Nuria. Het had me ontroerd te zien hoe serieus lagereschoolmeisjes de verjaardag van een vriendin opnemen: ze hadden pennen, gommen, lippenbalsem en een pennenzak gekocht (exact de pennenzak waar Nuria van droomde), alles apart ingepakt en daarna in een grote doos vol confetti gestopt. Ook hadden ze een foto van hun drietjes in groot formaat laten afdrukken. Ze stonden te popelen om Nuria haar cadeaus te overhandigen, maar daarvoor moesten ze nog wachten tot het verjaardagsfeestje op zaterdag. Op deze vrijdagmorgen konden ze hun vriendinnetje wel alvast een gelukkige verjaardag wensen (want die viel net als die van Joke vandaag) en twaalf keer aan haar oor trekken, zoals de Spaanse traditie het wil.

Nadat mijn dochter samen met haar vriendinnetjes – waarvan eentje met een opgewarmd oor – de school was binnengegaan, liep ik weer naar huis. Onderweg kwam ik mijn buurvrouw tegen die haar dochters naar school bracht. De jongste is vijf, en ze had me al van ver zien aankomen. “Katlin!” riep ze me enthousiast toe. “Hoy es el cumple de mi amiga!”(*)

Dus voor wie er nog aan twijfelde: 24 februari is de Internationale Verjaardag van de Vriendin.

Gefeliciteerd!

(*) “Vandaag is het de verjaardag van mijn vriendin!”

Reflecteren op relaties (2): Grenswachters (gastblog)

(Deze gastblog werd geschreven door Leen Heylen, partner in fun crime sinds 2001.)

Vraagt een moeder me aan de schoolpoort: “Mijn vierjarige dochter wordt op school vaak geslagen door dezelfde jongen. Wat zou jij zeggen: terugslaan of niet terugslaan?” 

Onmiddellijk zakt mijn brein in een moeilijke spagaat. Eentje met moraliteit aan de ene kant en rechtvaardigheidsgevoel, noem het natuurlijke opstandigheid, aan de andere kant.

Een spagaat dat ik herkende uit mijn tijd als klein Leentje, toen ik zelf op de speelplaats wel eens ten prooi viel aan venijnig kleutergeweld. Wij behoorden tot die driekwart van de klas die van thuisuit niet mochten terugslaan en dus geregeld op onze kop kregen. Met de kwade knuistjes gebald in onze jaszakken. “Dat hoorde je toen zo aan je kinderen te leren”, verklaarde mijn moeder onlangs toen ik vertelde dat de volwassen Leen nog steeds last heeft van niet mogen terugslaan. “Hoe hadden we ons dan wél moeten verdedigen? Ik heb mijn vuisten nog steeds gebald in mijn mentale zakken als iets onrechtvaardigs me overkomt.”
Mijn moeder had geen antwoord.

Ik vermoed dat als alternatief dan maar `begrip´ in ons leven werd geïntroduceerd. Ter relativering van de woede. Met de belofte dat het de pijn verzacht. Maar een klop is een klop en hoe goed ik intussen ook getraind ben in het oeverloos begripvol zijn en slagen incasseren, het heeft niet het gehoopte verdovende effect. 

Tegelijkertijd gaat `begrip´ nu al zolang mee, dat ik het een sympathiek en intelligent lief zou kunnen noemen dat ik nooit meer zou willen dumpen. Relatiestatus: It’s complicated

Ik maakte laatst iets mee op die grotere kleuterspeelplaats, die De Volwassen Wereld heet. Laten we het uit begrip voor de betrokkene een `verjaardagsfeestje´ noemen waar ik naartoe mocht en dan weer niet, dan weer wel, weer niet, weer wel… Behoorlijk pijnlijk. Ik keek erg uit naar dit `feestje´. 

“Er wordt gewoon met je radijzen gerammeld, hé Leen”, aldus de immer rechtlijnige vriend politieman. Het wringt. Het impliceert dat de jarige opzettelijk besluiteloosheid faket om mij te raken. Puur haarzuiver uitgekiend sadisme. Ik ken het feestvarken en weiger in zo veel onmenselijkheid te geloven. De keren dat ik dat wél doe, kan ik met moeite mijn brandende vuisten in toom houden. Ze jeuken richting verbaal uithalen. Recht op de hartspier als het moet.

Zonder dat ze het weet, legt een lieve vriendin de begripsbal achteloos voor doel. “Begrip is iets moois, zolang het je grenswachters maar niet omkoopt.” Wat een dijk van een uitspraak. En wat een geruststelling: ik hoef mijn sexy begripslief niet te dumpen en in het wilde weg beginnen rondslaan. Zolang ik maar blijf zien wat er te zien valt. Het zogenaamde `rode vlaggen niet negeren´. 

Kameraad Geograaf gooit er later op de avond achteraan: “Begrip voor het verhaal achter eender welk getwijfel mag, maar dat wil niet zeggen dat je de actie op zich moet tolereren.” Loeihard winkelhaak binnen! 

Begrip haalt na 40 jaar met zachtheid mijn vuisten uit mijn zakken. Laat ze ten afscheid wuiven naar `de jarige´ en mijn fietsstuur vastpakken richting een zekerder feestje. Ik hoef niet te slaan, maar ik hoef ook niet te blijven om op mijn donder te krijgen. 

Reflecties op relaties (1)

Als het over scheidingen gaat, wordt er meestal aangehaald hoe ontzettend veel koppels uit elkaar gaan (zoals in `40 procent van alle huwelijken eindigt in een scheiding´) en hoe jammer dat is. Terwijl ik dan denk: waw, dus meer dan de helft krijgt het voor elkaar om samen te blijven!

Ik kan dan maar hopen dat die mensen ook echt gelukkig zijn samen. Want laten we wel wezen, de reden waarom er in vroegere tijden veel minder tot bijna niet gescheiden werd, had er toch vooral mee te maken dat het niet mocht of niet kon. Dat het door de goegemeente en de Kerk veroordeeld werd, dat het sociale zelfmoord betekende, dat je als vrouw zonder inkomen kwam te zitten of dat het wettelijk gewoon niet mogelijk was.

Dus wat een geluk dat het vandaag de dag wel kan. Dat we niet voor de rest van ons leven moeten boeten voor het feit dat we als twintigers niet voldoende zelf- en mensenkennis hadden om er iemand uit te pikken die echt bij ons paste. Dat we niet tot de dood ons beiden scheidt ´s nachts onze tanden kapot moeten knarsen omdat de persoon op wie we ooit zo verliefd waren ons niet begrijpt en wij – als we heel eerlijk zijn – hen ook niet.

Natuurlijk is een scheiding iets wat je liefst wil vermijden, zeker wanneer je kinderen hebt. Maar er zijn nu eenmaal dingen die je pas kan leren door ze mee te maken. Ik zie het om me heen bij mensen van mijn generatie: hadden we net onze ouders vergeven voor de fouten die zij gemaakt hebben in onze jeugd, bevinden we ons zelf plots in situaties waarin we onze kinderen dingen aandoen die we hen absoluut hadden willen besparen. Zoals ruzies. Stress. Armoede. Een scheiding.

Het was nooit de bedoeling. It wasn´t part of the plan, my dear. I´m so sorry. Maar kijk, opeens sta je daar en je beseft dat er geen andere weg was. Je kan wel zeggen `had ik maar…´, maar je weet dat dat onzin is, want met de kennis en de vaardigheden die je op welbepaalde momenten in het verleden had, kon je geen andere beslissingen maken dan degene die je toen nam. Maar je hebt eruit geleerd, en daardoor heb je nu meer kennis en meer vaardigheden.

Ook liefde is een leerproces.

Vijf jongens

Het is zondag 1 januari, zeven uur ´s avonds. Er wordt aangebeld terwijl ik niemand verwacht. Op de stoep voor mijn deur staan vijf jongens. Ik herken een paar van hen uit de lagere school in ons dorp; ze zitten net als mijn dochter in het zesde leerjaar.

Mevrouw, mogen wij een kerstliedje zingen?

Even ben ik verrast. Ik heb hier in 14 jaar nog nooit nieuwjaarszangers aan de deur gehad. Ik zeg hen dat ze gerust iets mogen zingen, maar dat ik hen niets in ruil kan geven. Dat is niet gelogen: het enige snoep dat de kerstperiode overleefde, werd onlangs door de hond verschalkt, en het laatste kleingeld hebben dochter en ik deze voormiddag op de kermis uitgegeven. Bovendien ligt mijn huis er sowieso meestal bij alsof er net een stel inbekers is gepasseerd. Dus sorry, jongens: hier valt niks te rapen.

Dat is niet erg, mevrouw. We doen het gewoon om wat kerstsfeer te brengen.

Ik zie aan hun gezichten dat ze het menen. Dat ze gezamenlijk met dit plan op de proppen zijn gekomen en elkaar hebben getest in durf. Dat dit hen spanning, een beetje schaamte, maar ook veel lol oplevert.

En ze beginnen te zingen:

campana sobre campana
Y sobre campana una
Asómate a la ventana
Verás el niño en la cuna

Belén, campanas de Belén
Que los ángeles tocan
¿Qué nuevas me traéis?

Ze zingen toonvast en blijven in de maat. Twee van hen moeten het giechelen een beetje onderdrukken, de anderen zingen met een vrolijke lach op het gezicht. Qua kerstsfeer kan dit tellen. Dat ze heel goed hebben gezongen, zeg ik hen na afloop. Weten ze dat? , klinkt het zelfverzekerd. Zingende jongens met zelfvertrouwen, heerlijk.

Ik denk dat vrijwel iedereen die de afgelopen dagen de balans van 2022 heeft opgemaakt, op een bepaald moment de toekomst een beetje somber begon in te zien. Redenen te over: de klimaatsopwarming, de stijgende prijzen, de nieuwe oorlogen en de oude die maar aan de gang blijven. Ook de vraag waarom er zo veel geïnvesteerd wordt in kunstmatige intelligentie en zo weinig in natuurlijke empathie wekt bij mij almaar vaker onrust op.

Maar zolang er nog jongens van elf zijn die kerstliedjes zingen, heeft niemand van ons het recht de moed op te geven.

Kroniek van een onaangekondigde scheiding

Er waren rode vlaggen tijdens het leerproces van de liefde, tijdens dit huwelijk van veel trial en nog meer error.

De belangrijkste les was misschien wel dat het niet altijd een goed idee is iemand heel graag te zien. Dat het niet klopt wanneer het te veel werk vraagt. Dat sommige huwelijksbootjes van bij de tewaterlating op een ramkoers liggen en dat het niet uitmaakt hoe lang je tegen de stroom in probeert te roeien: vroeg of laat ben je op en kan je je maar beter overgeven aan de waterwezens die al die jaren onder de oppervlakte met je meezwommen. Dan kapseist de boot en terwijl je proestend in het water ligt, zie je eindelijk wat je beste vrienden al lang in de mot hadden, maar jij niet omdat je erin zat: het was geen huwelijksboot. Er zat een laagje huwelijksverf op, dat er doorheen de jaren door het zout werd afgevreten, en wat eronder zit, is een gewone boot. Misschien een vriendschapsboot, al moet ie zelfs daarvoor eerst naar de dokken gesleept worden voor een oplapbeurt. Maar dit was geen huwelijkboot, niet het soort stoere stomer dat stormen trotseert.

Dus daar lig je in het water en je dobbert wat rond. Er is een reddingsvest, het water is aangenaam. Je denkt: hé, dit is fijn. Dit is zoveel beter dan jaar in jaar uit tegen de stroom inroeien.

Dit had ik nodig, denk je.

Zo is het goed.