In de lerarenopleiding werden wij geteisterd door een groot blad papier. Op dat blad papier stond alles wat wij zogezegd moesten kunnen om een goede leraar te zijn. Dit werden basiscompetenties genoemd en het waren er belachelijk veel -meer dan 100 (u kan dat hier checken). (Enkel de basiscompetenties, dus wie weet hoeveel competenties een leraar in totaal dient te hebben. En dan heb ik het nog niet eens over de attitudes gehad.)
Sindsdien heb ik mij regelmatig afgevraagd, vooral na uitspraken van Bart De Wever, wetsvoorstellen zoals het M-decreet, of de recente “onleefbaar werk” voorstellen van Kris Peeters, waarom er geen lijst met basiscompetenties voor politici bestaat. Ik denk dat dit een zeer nuttig instrument zou zijn dat ons veel leed zou kunnen besparen.
Veel moeite moet daar niet voor gedaan worden; ik kan u uit de losse pols zo een paar basiscompetenties aanbieden die klakkeloos van de lerarenopleiding overgenomen zijn, en waarvan ik denk dat sommige politici daar nog behoorlijk veel werk aan hebben. Bijvoorbeeld:
De politicus kan:
-met de hulp van collega’s de heterogeniteit en de diversiteit van de samenleving onderkennen.
– doelstellingen kiezen en formuleren, rekening houdend met de beginsituatie van de burgers en met de kenmerken en de diversiteit van de samenleving;
– voor burgers met specifieke behoeften, in overleg met collega’s, in het kader van de handelingsplanning, doelen selecteren die aansluiten bij de vastgestelde beginsituatie.
– het regeringsakkoord vertalen in zinvolle wetten die aansluiten bij de motivatie, de beginsituatie, de talige diversiteit en de capaciteiten van de burgers;
-een positieve interactie met de burgers opbouwen en een positieve relatie tussen de burgers stimuleren;
… en zo kan ik nog wel even doorgaan.
´t Is maar een gedacht he.