Onderstaande blogpost las ik bij Ingrid Vanderkrieken, en ik vond hem zo pakkend, dat ik haar vroeg of ik hem hier mocht delen. Ingrid (1961) werd in de Limburgse Kempen geboren en woont al jaren in het Duitstalige gebied van België. Ze kijkt verwonderd en nieuwsgierig naar mens en cultuur en zit graag aan een bureau te schrijven en te studeren. Haar debuutroman Duiven komen altijd terug verscheen in april 2022. Op haar literaire blog Rimpelingen bericht ze regelmatig over wat ze zoal hoort, ziet, leest en denkt.
De verkoopster was in een vertrouwelijk gesprek verwikkeld met de enige andere klant in haar kledingzaak, een vrouw van ongeveer mijn leeftijd. Ze zag mij niet binnenkomen en dat kwam me best goed uit. Ik vind het niet fijn als verkoopsters op me af komen gevlogen om te vragen of ze me ergens mee kunnen helpen. Meestal laten ze meteen een keurende blik over je heen glijden, schatten bliksemsnel je maten in én je portemonnee, en beiden houd ik graag zo lang mogelijk voor mezelf. In alle rust begon ik dan ook de rekken na te kijken. Pas toen de vrouw met een witte blouse richting paskamer vertrok, wendde de verkoopster zich tot mij. Op haar vraag of ik iets speciaals op het oog had, hoorde ik mezelf zeggen dat ik op zoek was naar een nieuwe jurk. Tot op dat moment was ik me daar niet bewust van geweest, maar goed. Soms moet je je al eens laten verrassen, ook door jezelf. Een jurk, dus. Gedreven zocht de verkoopster een lange, citroengele jurk voor me uit en stuurde me ermee naar de paskamer. Er hing geen spiegel, wat maakte dat ik uit het hokje moest komen om mezelf ten voeten uit te kunnen zien. De jurk paste, daar bestond geen twijfel over. Maar de kleur. Was dit niet eerder iets voor speciale gelegenheden? Ach nee, bedacht ik, daar was het model misschien toch wat te eenvoudig voor. Maar of ik op een doordeweekse dag met deze jurk over straat zou durven lopen? De verkoopster, die wel doorhad hoe ik stond te dubben, hing nog twee andere jurken in de paskamer. Een grijze met strepen en een groene met een waarlijk mooie kraag. Voor de spiegel tegenover de mijne stond de andere vrouw in de witte blouse heen en weer te draaien. Het model stond haar goed maar de verkoopster vond dat het best wat pittiger mocht en haalde dezelfde blouse in een felroze kleur uit de rekken. Terwijl ik al enthousiast instemmend stond te knikken blikte de vrouw hulpzoekend, bijna bang, naar mij. ‘Toch wat gewaagd, niet, hoewel de jurk die jij aanhebt, ook gedurfd,’ stamelde ze, ‘maar hij staat mooi… ik weet niet, mijn man, hij komt zo, misschien wacht ik beter tot hij hier is?’ Ze voelde zich zichtbaar op haar ongemak. ‘Probeer het toch eens,’ spoorde ik haar aan, ‘wie niet waagt, die niet wint.’ Ze aarzelde nog even, vatte toch moed en dook de paskamer weer in. Omdat ik er wilde bij zijn op het moment dat zij met die blouse naar buiten zou komen bleef ik voor mijn spiegel staan dralen. De blouse stond haar geweldig, daar waren we het alle drie over eens. Hij paste bij haar huidskleur, was fleurig en vief, zeiden we en we meenden het. Stralend paradeerde ze een paar keer van achter tot voor in de winkel en weer terug. Ondertussen hield ze nauwgezet de deur in de gaten. Toen haar man toch wel erg lang op zich liet wachten besloot ze ook nog een beige blouse te proberen. Ik verdween weer achter het gordijn van mijn paskamer en kwam met de gestreepte jurk naar buiten. Ook deze jurk paste, dat zag en voelde ik. Maar die strepen. Verticale strepen maken je slanker, maar horizontale? En daar nog diagonale bij? En was hij wel fleurig en vief genoeg? Nadat ik dat felroze had gezien mocht de kleur misschien toch wat krachtiger. De echtgenoot deed zijn intrede, werd amicaal begroet en ging met een schuimwijntje op een hoge kruk bij de spiegels zitten. Zijn vrouw, die op dat moment de beige blouse droeg, verdween weer in haar pashokje. Bijna onmerkbaar wiegend met haar heupen verscheen ze even later in de roze blouse. Verwachtingsvol keken we alle drie naar haar man. Die kon zijn afkeuring niet verbergen. Te kleurrijk, vond hij, te opvallend, te frivool. Niks voor zijn liefste. IJlings vluchtte de vrouw naar het pashokje en bedremmeld keek ik haar na. Ze had geweten wat haar man dacht over kleurrijke kleding, zeker bij zijn eigen vrouw, en door alleen naar wit en beige te grijpen had ze willen anticiperen op de zoveelste teleurstelling. Ik voelde me schuldig. Terwijl zij haar verwachtingen al lang had bijgesteld, hadden de verkoopster en ik haar toch doen geloven dat het dit keer anders zou lopen. De man stond op om zelf nog wat blouses uit een rek te halen, allemaal wit en beige, en sommeerde zijn vrouw ze te proberen. Wat ze ook braafjes deed. Ondertussen vertrok ik weer naar mijn pashokje om er opnieuw met de citroengele jurk uit te komen. Onder de bewonderende blikken van de vrouw en de afkeurende van de man besloot ik stante pede de jurk te kopen, opvallend of niet. Kon mij het wat schelen wat mijn man, ja de hele straat, ervan zou vinden. Die vrouw moest een voorbeeld krijgen. Nog voor mij wandelden ze hand in hand de winkel uit. Hij fier rechtop, zij ietwat gebogen. Aan de arm van de man bungelde een tas met een nieuwe witte blouse.