Tegenwoordig lijkt bijna iedereen When the body says no (*) van Gabor Maté op het nachtkastje te hebben liggen, en dat kan ik alleen maar toejuichen.
Het kernidee van dat boek is dat chronische ziekten vaak ontstaan door chronische stress, en dan met name het soort waar we al van kindsbeen af mee te maken hebben. Daardoor zijn we er aan gewend geraakt en herkennen we die stress zelfs niet. Het vraagt dan ook heel wat herprogrammeerwerk om ervan af te geraken.
Gabor Maté heeft dat niet zelf uitgevonden: hij beroept zich op de onderzoeken en inzichten van vele voorgangers. Hij maakt in zijn boek ook duidelijk dat het geen kwestie is van schuld toewijzen: de meeste ouders willen oprecht het beste voor hun kinderen. Maar meestal zijn ze zelf als kind tekortgeschoten omdat hun eigen ouders ook iets gemist hadden, en zo krijg je een soort dominospel waarbij het ene trauma het andere aantikt. Intergenerationeel trauma heet dat.
Matés wijze lessen zaten me nog vers in het geheugen toen ik onlangs met de hond op straat stond te wachten tot een vriend terug zou komen van een boodschap. Het was in een dorp waar ik zelden kom. Buitenshuis heb ik geen internet op mijn telefoon en dat komt me wel goed uit: ik keek wat om me heen, hoorde iemand een instrument bespelen in een van de appartementen aan de overkant, hield mezelf een tijdje bezig met uitvissen welk instrument het was (een trombone).
Als je zo openstaat voor de wereld, dan komt de wereld als vanzelf naar je toe, dit keer in de vorm van een Spaanse vrouw van in de zestig die met een looprekje mijn richting uitkwam. Ze aaide mijn hond, vroeg naar zijn naam, vertelde me toen alle namen van haar huisdieren, en bracht me op de hoogte van welke familieleden welke namen verzonnen hadden voor die dieren. Daarna schuifelde ze verder.
Een paar minuten laten kwam ze weer mijn kant uit, ditmaal vanuit de andere richting. Weer stopte ze. “Sorry dat ik zoveel praat, hoor,” zei ze. “Dat komt door de medicatie die ik neem. Ik heb agorafobie en paniekaanvallen, maar het is vooral de medicatie die ik tegen astma moet nemen die mijn remmingen wegneemt. Daarom praat ik nogal veel.”
Astma.
Wat stond er ook weer in dat boek van Maté over astma?
Researchers who looked at the interactions between parents and asthmatic children have identified characteristic patterns of insecure attachments. Separation anxiety has been observed in children with asthma to a greater degree…(**)
Opeens zag ik geen oude vrouw meer voor me, maar een klein, bang meisje. Een kind dat opgegroeid was met voldoende emotionele stress om haar voor de rest van haar leven op te zadelen met astma, agorafobie, paniekaanvallen, en wie weet wat nog allemaal.
“Hoe heet je?” vroeg ze.
“Kathleen,” zei ik. “En jij?”
“María Dolores.”
Dolores. Het meervoud van dolor. Pijn.
Terwijl ze zich klaarmaakte om verder te schuifelen en ik haar bemoedigend in het losse vel van haar bovenarm kneep, gaf ze me een mnemotechnisch trucje mee om me haar naam te herinneren.
“Cuando te duele, te acordarás de mí.”
Wanneer je pijn hebt, zal je aan mij denken.
We zullen je niet vergeten, María Dolores.
(*) In het Nederlands: Wanneer je lichaam nee zegt.
(**) Onderzoekers die keken naar de interacties tussen ouders en astmatische kinderen identificeerden karakteristieke patronen van onzekere hechting. Bij kinderen met astma werd in grotere mate scheidingsangst waargenomen…